Les comparaisons mavo 3

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Le 9 novembre

1. L'adjectif qualificatif (bijvoeglijk naamwoord)

2. le comparatif                                                                 

Het bijvoeglijk naamwoord zegt wat over ...

1. een werkwoord
2. een zelfstandige naamwoord
3. een bijwoord
4. een ander bijvoeglijk naamwoord

De uitgangen

Mannelijk meervoud

Vrouwelijk enkelvoud

Mannelijk enkelvoud

Vrouwelijk meervoud

+ s

+ niks

+ es

+e

les degrés de comparaison (de trappen van vergelijking)

De stellende trap (le positif)

Het huis is groot - La maison est grande

De jongen is mooi - Le garçon est beau

Dus eigenlijk is dit gewoon alleen het bijvoeglijke naamwoord

Vertaal: het meisje is klein

De vergrotende trap (le compar atif) 

Hij is groter  - il est plus grand  

De kinderen zijn groter - les enfants sont plus grands

Marie  is aardiger -  elle est  plus gentille

Deze wordt gevormd door plus voor het bijvoeglijk naamwoord te zetten

Vertaal: het meisje is kleiner

De overtreffende trap (le superla tif)

Hij is de grootste leerling - il est le plus grand élève

Zij zijn de kleinste leerlingen - ils sont les plus petits élèves

Marie is de dikste -  Marie est la plus grosse

De overtreffende trap wordt gevormd door le plus, la plus of les plus voor het bijvoeglijke naamwoord te zetten

Vertaal: het meisje is het kleinst

moins

moins

Uitzonderingen:

goed - bon(ne)(s)-meilleur(e)(s)- le/la/les meilleur(e)(s)

 slecht- mauvais(e)(s)- pire(s)- le/la/les pire(s)                     

1. le garçon est grand
2. le garçon est grande
3. le garçon est grands
4. le garçon est grandes

1. le garçon est moins grand
2. le garçon est moins grande
3. le garçon est moins grands
4. le garçon est moins grandes

1. le bébé est la moins grand
2. le bébé est la moins grande
3. le bébé est les moins grands
4. le bébé est le moins grand

Les comparaisons

In het Frans gebruik je de volgende woorden om te vergelijken:

• moins... que    (minder...dan) - (comparatif d'infériorité)
  
• plus...... que     (meer....dan)   - (comparatif de supériorité)
  
• aussi.... que     (even....als)      - (comparatif d'égalité)

moins/plus/aussi staan voor het bijvoeglijk naamwoord

que staat na het bijvoeglijk naamwoord,que wordt qu' voor een klinker of stomme h

Les comparaisons

Par exemple: 1. La tour Eiffel est plus haute que notre collège.

2. Marie est moins grande que Pierre.

3. Silvana est aussi belle qu'elle.     

https:

Welke vergelijking is juist?

1. Emily est aussi grande que Jessica.
2. Emily est aussi grand que Jessica.

Hoe zeg je:
Chantal is aardiger dan Marie.

Zij is kleiner dan haar vriend

1. elle est aussi petite que son ami
2. elle est plus petite que son ami
3. elle est moins petite que son ami
4. son ami est plus petit qu' elle

la mer du Nord

la mer méditerranée 

Emmanuël Macron

Donald Trump

Le moto

La voiture 

maak zelf een vergelijking in het Frans

Welke vraag heb je nog?

https: