Tutor week 2

• Geneeskunde
• WO
• Studiejaar 1

anatomische nomenclatuur

tutor week 2

1. sagitaal vlak
2. transversaal vlak
3. frontaal vlak
4. geen idee

In welk vlak vindt deze beweging plaats?

1. sagittale vlak
2. frontale vlak
3. transversale vlak
4. geen idee

De neus is ... ten opzichte van de mond.

1. posterior
2. anterior
3. superior
4. inferior

De huid is … ten opzichte van de spieren.

1. medial
2. lateral
3. superficial
4. deep

Het oor is … ten opzichte van de schouder.

1. anterior
2. inferior
3. superior
4. medial

De arm is … ten opzichte van de hand.

1. proximal
2. distal
3. inferior
4. lateral

De longen zijn ... ten opzichte van de ribben.

1. posterior
2. superficial
3. deep
4. distal

Kantel je hoofd en breng je rechteroor naar je rechterschouder. Wat is de beweging van je nek?

1. rotatie
2. laterale flexie
3. mediale flexie
4. external flexie

Jane voelt zich genoodzaakt om een paar jumping jacks te doen. Welke beweging vindt er plaats als haar handen boven haar hoofd bij elkaar komen?

1. laterale flexie
2. mediale rotatie
3. abductie
4. adductie

Wat is de beweging van iemands enkels als iemand op zijn tenen gaat staan?

1. plantarflexion
2. protrusion
3. extension
4. elevation

Oude Tentamenvragen:

1. transversaal
2. frontaal
3. sagittaal
4. geen idee

Welk vlak?

Wat geeft de gele cirkel aan?

1. sagitale doorsnede
2. transversale doorsnede
3. caudale einde embryo
4. craniale einde embryo

1. caudaal
2. craniaal
3. dorsaal
4. transversaal

1. caudaal
2. craniaal
3. dorsaal
4. ventraal

1. in het frontale vlak
2. in het sagittale vlak
3. in het transversale vlak
4. geen idee

1. coronal whole body PET/CT image
2. sagittal whole body PET/CT image
3. transverse whole body PET/CT image
4. ventral whole body PET/CT image

1. de cirkel ligt ventraal van het vierkant
2. het vierkant ligt caudaal van de cirkel
3. het vierkant ligt distaal van de cirkel
4. geen van bovenstaande uitspraken is waar

1. frontale vlak
2. sagittale vlak
3. transversale vlak
4. geen idee

1. naar achteren kan buigen
2. naar buiten kan draaien
3. naar voren kan buigen
4. zijwaarts kan heffen

1. axiaal
2. frontaal
3. sagittaal
4. ventraal

1. abductie
2. adductie
3. anteflexie
4. retroflexie

1. caudaal
2. craniaal
3. distaal
4. proximaal

1. abductie en adductie
2. dorsaalflexie en plantairflexie
3. inversie en eversie
4. pronatie en supinatie