Grammatica herhaling chapitre 1 - havo 2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Volgende week vrijdag is het proefwerk 

In deze les wordt alle grammatica herhaald

grammaire C

De tegenwoordige tijd van - er ww

 en de passé composé van - er ww + avoir, être, faire

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Cet été, on ... (faire, passé composé) un beau voyage.

1. a fait
2. fait
3. ont fait
4. faites

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Je/J' ... (passer, passé composé) un mois aux Antilles.

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Ils ... (discuter, présent) toujours beaucoup avec moi sur Skype.

1. discute
2. discutez
3. discutent
4. discutes

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Je ... (parler, présent) mieux anglais maintenant.

1. parles
2. parle
3. parlons
4. parlet

grammaire I

Het bijvoeglijk naamwoord

(l'adjectif qualificatif)

l'adjectif qualificatif

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over dingen of personen, bijv: de blauw auto

Vul in:
Je suis dans une ... (nouveau) école.

1. nouveaux
2. nouveaue
3. nouvelles
4. nouvelle

Vul in:
Pendant les cours, les élèves sont très ... (timide).

1. timids
2. timides
3. timide
4. timid

Vul in:
La ... (premier) semaine, moi aussi j'avais peur de ces profs.

1. première
2. premiere
3. premiers
4. premier

Kies de juiste vertaling:

Ma soeur est très (sportief)

1. sportif
2. sportife
3. sportive
4. sportifs

Kies de juiste vertaling:
"Tu as eu une (goed) note!"

1. bon
2. bonne
3. beau
4. belle

grammaire G

Het werkwoord vouloir

Dit werkwoord vind je terug op bladzijde 13 van je tekstboek.

Waar of niet waar?

het werkoord Vouloir werkt met hulpww "avoir" in de passé composé.

1. Vrai
2. Faux

Kies de juiste vorm van het werkwoord vouloir:
"Ma soeur ........... adopter un chien."

1. veux
2. veut
3. veulent
4. voule

Kies de juiste vorm van het werkwoord vouloir, in het verleden:
"Nous ................. une nouvelle voiture."

1. voulu
2. voulons
3. avons
4. avons voulu

Vul de juiste vorm in van het werkwoord vouloir:
Tes parents, ils ... (présent) aller en Corse?

Vul de juiste vorm in van het werkwoord vouloir:
On ... (passé composé) réserver pour aller en Italie, mais ce n'était pas possible.

grammaire C

De tegenwoordige tijd + de voltooid tegenwoordige tijd

(bladzijde 10 van je tekstboek)

Sleep de vervoegingen naar de goed tijd van deze werkwoorden

Présent

Passé composé

Deze vorm is incorrect of bestaat niet

je suis

J'ai été

Tu fais

Ils ont eu

Nous marchons

Elles ont marché

Nous sommes été

On avons eu

Ils ont fait

Vertaal het gezegde tussen haakjes:
Vous (hebben gedaan) vos devoirs.

1. avons fait
2. faisons
3. avez fait
4. avez faisez

Vertaal het gezegde tussen haakjes:
Tu (hebt gegeten) un bon repas.

1. avais manger
2. as mangé
3. mangé
4. avoir mangé

Vertaal het gezegde tussen haakjes:
Je (kijk) un film.

1. regarde
2. regarder
3. regardes
4. ai regardé