Oefentoets h7 + h9

• Frans
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 4

oefentoets, zonder boek

H7:                                                      H9:

- vocabulaire E + G                      - vocabulaire G

- grammaire C + H                       - grammaire C + H

                                                             (- phrases-clés I)

vocabulaire

H7:

- vocabulaire E + G 

H9:

- vocabulaire G

vertaal: la soupe

vertaal: l'a

vertaal: conseiller

vertaal: immédiatement

vertaal: bereiden, klaarmaken

vertaal: het nagerecht

vertaal: de menukaart

vertaal: het drankje

vertaal: l'association

vertaal: derrière

vertaal: environ

vertaal: le roi

vertaal: terugbrengen

vertaal: achter

vertaal: de avond

vertaal: proeven

vertaal: la descente

vertaal: en bon état

vertaal: mentionner

vertaal: plus tard

vertaal: oversteken, doorkruisen

vertaal: goed

vertaal: bij elkaar brengen

vertaal: verlaten

grammaire

H7: 

- grammaire C + H 

H9: 
- grammaire C + H 

grammaire h7 bron c

De werkwoorden pouvoir (kunnen, mogen) en vouloir (willen).

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Vous (pouvoir, passé composé) venir à 18h00?

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Je (vouloir, futur) venir à 19h00.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Sarah (vouloir, présent) aller au film.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Ils ne (pouvoir, imparfait) pas venir.

grammaire h7 bron h

Le conditionnel (zouden).

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Si j'étais riche, je (manger, conditionnel) au restaurant tous les jours.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Qu'est-ce que tu (choisir, conditionnel) comme plat principal?

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Qu'est-ce que vous (faire, conditionnel) si vous étiez riche?

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Elles (vouloir, conditionnel) voyager dans le monde entier?

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Nous (avoir, conditionnel) une très bonne soirée.

grammaire h9 bron c

Le présent.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Philippe et moi, nous (parler, présent) au téléphone.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Il (habiter, présent) dans le sud de la France.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Nous (préférer, présent) une salle calme au cinéma.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in:
Elles (espérer, présent) qu'elles auront la salle.

grammaire h9 bron h

Les comparaisons.

Vertaal de vergelijkingen in het Frans.
Ma mère est (kleiner dan) moi.

Vertaal de vergelijkingen in het Frans.
Pierre est (even intelligent als) moi.

Welke vergelijking is juist?

1. Denise es aussi belle que sa mère.
2. Denise est aussi belle que son mère.
3. Denise est aussi beau que sa mère.
4. Denise est aussi belle que sa mère.