K13 toets bespreken + herhalen

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Toets bespreken met RTTI
  • Ga naar RTTI online 
(magister --> ELO --> bronnen --> kennisnet --> RTTI online).
  • Vul bij elke vraag in hoe het ging.
  • Na 15 minuten bespreken we een paar vragen uit de toets (geef aan welke jij wil bespreken).
Klaar? Lees K13 les 3
timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Schrijf het volgende op het papiertje:
  1. Naam
  2. Wat heb jij gedaan ter voorbereiding op de toets?
  3. Wat ging goed tijdens de toets?
  4. Wat kan beter tijdens de toets?
  5. Wat heb jij nodig tijdens de lessen biologie?

Lever dit papiertje bij mij in
timer
2:00

Slide 3 - Diapositive

Alle cellen hebben

Celmembraan: de douane van de cel. Hier wordt bepaald wat een cel in en uit mag.

Cytoplasma: dit is een vloeistof waar stoffen in opgelost zitten. Hier vindt ook de verbranding plaats.

Slide 4 - Diapositive

Plantencellen hebben
Vacuole: dit is een soort waterballon. Deze vult zich met vocht waardoor alles in de cel tegen de celwand aangeduwd wordt. Zo wordt de cel stevig.


Bladgroenkorrel: hier vindt fotosynthese plaats.


Slide 5 - Diapositive

Alleen dieren hebben geen

Celwand: dit geeft stevigheid en bescherming aan de cel.

Slide 6 - Diapositive

Alleen bacterien hebben geen

Celkern: dit is het regelcentrum van de cel. Hier wordt bepaald wat een cel moet doen. 
In de celkern ligt ook het erfelijk materiaal opgeslagen. 
(bij een bacterie ligt dit los in het cytoplasma)

Slide 7 - Diapositive

Een virus is geen organisme
Want hij vertoont niet alle 6 de levenskenmerken
Hij kan niet zelf voortplanten

Slide 8 - Diapositive

Schadelijke schimmels
- bederven voedsel
- veroorzaken infectie
Nuttige schimmels
- zijn voeding
- helpen bij afbreken dode resten
- antibiotica productie

Slide 9 - Diapositive

Antibiotica
- wordt gemaakt door schimmels
- is een medicijn tegen bacteriën
- is geen medicijn tegen virussen

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Punten voor benoemen van de assen!

Slide 14 - Diapositive

Percentage berekenen

27 van de 49 
broodjes scoorden 
matig tot slecht

Slide 15 - Diapositive

Percentage berekenen

27 van de 49 
broodjes scoorden 
matig tot slecht

Slide 16 - Diapositive

K13: Erfelijkheid en evolutie

Slide 17 - Diapositive

Dat Daly Blind goed kan voetballen ligt misschien wel in zijn genen.
Waar liggen je genen?
A
op je chromosomen
B
los in de celkern

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Celmembraan
Cytoplasma
Celkern met chromosomen

Slide 20 - Question de remorquage

Gen
Celkern
DNA
Chromosomen

Slide 21 - Question de remorquage

Chromosoom/ gen/ DNA

Slide 22 - Diapositive

Je hebt het genotype en het fenotype.
Wat wordt bedoeld met het genotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet

Slide 23 - Quiz

Wat betekent het woord recessief?
A
een eigenschap die alleen tot uiting komt zonder dominant allel
B
een eigenschap die altijd tot uiting komt

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Vader met 46 chromosomen
Moeder met 46 chromosomen
Hoe krijg jij 46 chromosomen?
A
23 van vader en 23 van moeder
B
Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
C
46 van moeder
D
46 van vader

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Deze chromosomen zijn van een:
A
Man
B
Vrouw

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive


Katherina zegt: De eicel bepaalt het geslacht bij de bevruchting.
Marnix zegt: De chromosomen van de man bestaan uit 22 paar gelijke chromosomen en 1 paar ongelijke chromosomen.
Wie heeft gelijk?

A
Beide hebben gelijk
B
Alleen Katherina heeft gelijk
C
Alleen Marnix heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 30 - Quiz

Dat Daly Blind goed kan voetballen ligt misschien wel in zijn genen.
Waar liggen je genen?
A
in al je lichaamscellen
B
alleen in je geslachtscellen

Slide 31 - Quiz

Cellen kunnen zich op 2 manieren delen: via mitose of meiose. Welke celdeling hoort bij welke cellen?
MITOSE
MEIOSE
HUIDCELLEN
ZAADCELLEN
BLOEDCELLEN
SPIERCELLEN
EICELLEN
BOTCELLEN

Slide 32 - Question de remorquage

Mitose
Meiose
Gewone celdeling
Zelfde aantal chromosomen
Helft van de chromosomen
Lichaamscellen
Geslachtscellen

Slide 33 - Question de remorquage

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

23 chromosomen
23 chromosomen
46 chromosomen
46 chromosomen

Slide 36 - Question de remorquage

Aan de slag!
Maak de oefen examenvragen
klaar? -> Maak een samenvatting van K13 les 1 & 2
timer
10:00

Slide 37 - Diapositive

Huiswerk

Slide 38 - Diapositive