les mots Bron E

madame
A
meneer
B
mevrouw
C
daar
D
meisje
1 / 21
suivant
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

madame
A
meneer
B
mevrouw
C
daar
D
meisje

Slide 1 - Quiz

terrible
A
makkelijk
B
weinig
C
vreselijk
D
moeilijk

Slide 2 - Quiz

le tableau
A
de tafel
B
het schilderij
C
gestolen
D
de stoel

Slide 3 - Quiz

travailler
A
werken
B
kopen
C
leren
D
begrijpen

Slide 4 - Quiz

rentrer
A
beginnen
B
thuiskomen
C
thuis zijn
D
luisteren

Slide 5 - Quiz

tout le monde
A
alles
B
wij
C
iedereen
D
de klas

Slide 6 - Quiz

les affaires
A
de dingen
B
de schriften
C
het huiswerk
D
de spullen

Slide 7 - Quiz

là-bas
A
hier
B
daar
C
vlakbij
D
in het midde

Slide 8 - Quiz

volé
A
gestolen
B
gezien
C
gedaan
D
gegeten

Slide 9 - Quiz

marrant(e)
A
leuk
B
grappig
C
enthousiast
D
gezellig

Slide 10 - Quiz

préféré(e)
A
lievelings
B
beste
C
leuk
D
grappig

Slide 11 - Quiz

encore
A
veel
B
weinig
C
nog niet
D
nog

Slide 12 - Quiz

vrai
A
niet waar
B
echt
C
waar
D
misschien

Slide 13 - Quiz

je finis
A
ik ben bezig
B
ik begin
C
ik ben er
D
ik ben klaar

Slide 14 - Quiz

enthousiaste
A
aardig
B
sympathiek
C
enthousiast
D
grappig

Slide 15 - Quiz

nul/nulle
A
slecht
B
waardeloos
C
niet leuk
D
geen idee

Slide 16 - Quiz

Wie is je leraar Frans?
A
Ce'st monsieur Duval
B
Non, il est sympa
C
Quie est ton prof de français?
D
il est sévère?

Slide 17 - Quiz

Is hij aardig?
A
Quie est ton prof?
B
il est sévère?
C
il est sympa?
D
il est marrant?

Slide 18 - Quiz

Het is mevrouw Peña.
A
C'est madame Peña
B
C'est monsieur Peña
C
C'est la fille Peña
D
C'est le garçon Peña

Slide 19 - Quiz

is hij streng?
A
il est sympa?
B
il est sévère?
C
elle est sévère?
D
elle est terrible?

Slide 20 - Quiz

Typ de woorden die je nu in het Frans kent:

Slide 21 - Carte mentale