- ... inzicht in groepsprocessen verkrijgen d.m.v. intervisie
- ... de kenmerken en mogelijke oplossingen van cyberpesten benoemen
Slide 2 - Diapositive
Op welke manier begeef jij je momenteel in het vo of mbo?
Ik loop stage in het vo
ik ben onbevoegd werkzaam in het vo
Ik loop stage in het mbo
Ik ben onbevoegd werkzaam in het mbo
Anders, namelijk...
Slide 3 - Sondage
In hoeverre word je betrokken bij het mentoraat van een klas?
Ik ben nog geen mentor en hoef ook niet te helpen
Ik ben nog geen mentor maar sta een andere mentor bij
Ik ben mentor en draag zorg voor een klas samen met een duo-mentor
Ik ben mentor en draag zelfstandig zorg voor een klas.
Anders, namelijk...
Slide 4 - Sondage
Gebruik je de theoretische kennis over groepsdynamiek tijdens je werk/stage?
Ja, die gebruik ik als leidraad
Een beetje theorie en een beetje van mezelf
Nee, ik ga af op mijn eigen gevoel
Ik probeer het, maar de vertaalslag naar de praktijk is moeilijk
Anders, namelijk...
Slide 5 - Sondage
Ben je bekend met pestprotocollen op je eigen school?
Nee, ik ben nog niet in een situatie gekomen waarin dat nodig is.
Ja, maar ben niet in een situatie geweest waarin ik het nodig had.
Nee, dergelijke zaken worden door een intern begeleider opgepakt
Ja, en ik heb het ook al zelf toe moeten passen
Nee, maar ik heb pestsituaties in de klas naar eigen inzicht opgelost.
Anders, namelijk...
Slide 6 - Sondage
Observeren kun je leren
Sociogram
Kijk naar de rollen!
Welk gedrag kun je koppelen aan welke rol?
Hint: hiernaast staan hotspots met meer uitleg per rol.
Verkenners (onbeperkt) Ze werken creatief onder leiding van de machthebber, nemen initiatieven en doen voorstellen die pas serieus worden genomen als ze door de leiding worden overgenomen. Ze hebben invloed zolang ze de positie van de machthebber niet aantasten en binnen het doel opereren.
Machthebber (1) Neemt initiatieven en organiseert activiteiten. Operationaliseert het idee van de gezagsdrager, maakt duidelijk wat er moet gebeuren. Zijn macht berust op zijn fysieke kracht, praktische intelligentie, uithoudings- en doorzettingsvermogen, organisatorische kwaliteiten en activerende energie.
Criticus (1-3) Levert kritiek op ideeën en acties en verwoordt daarmee gefundeerde twijfels. Er wordt naar hem geluisterd, zijn kritiek wordt soms afgedaan met een dooddoener, maar wordt soms ook als bijdrage meegenomen.
Gezagsdrager (1) De architect, de beleidmaker, bewaakt het doel, heeft de ideeën en het plan om dat doel te verwezenlijken. Zijn gezag is gerelateerd aan het doel van de groep en zijn kennis en ervaring daarmee.
Sociaal werker (1 of 2) Houdt de groep bij elkaar. Mensen en relaties zijn belangrijker voor de sociaal werker dan het doel en het plan. Is voortdurend voor iedereen aanspreekbaar, treedt bij onenigheid bemiddelend op en kan tegelijkertijd vastberaden de oplossing voor een geschil opleggen als de harmonie van de groep in gevaar komt. Het gezag van de sociaal werker berust op het respect van de groepsleden voor zijn persoonlijke kwaliteiten.
Appellant (1) Is de (fysiek of mentaal) zwakste van de groep (motorisch niet handig, hij stottert, heeft een rugzakje enzovoort), de laagste in de hiërarchie. De groep heeft hem nodig om haar verzorgende rol te kunnen vervullen.
Joker (1) Relativeert, zonder inhoudelijke inhoud en bestaat alleen in de positieve groep. Hij staat enigszins buiten de groepsregels en -afspraken, maar dat kan omdat niemand hem serieus neemt. Met een grap kan hij de spanning verminderen.
Volgers (onbeperkt) Ze voeren uit wat hun opgedragen is, soms tegen wil en dank. Ze hebben nauwelijks gezag, hoe goed hun bijdrage ook is. Hun invloed op de instandhouding van de hiërarchie is wel sterk: zolang zij deze verdeling van gezag erkennen, kan die blijven bestaan.
Slide 7 - Diapositive
Activiteit 1: Welk gedrag past bij welke rol?
Verkenners (onbeperkt) Ze werken creatief onder leiding van de machthebber, nemen initiatieven en doen voorstellen die pas serieus worden genomen als ze door de leiding worden overgenomen. Ze hebben invloed zolang ze de positie van de machthebber niet aantasten en binnen het doel opereren.
Machthebber (1) Neemt initiatieven en organiseert activiteiten. Operationaliseert het idee van de gezagsdrager, maakt duidelijk wat er moet gebeuren. Zijn macht berust op zijn fysieke kracht, praktische intelligentie, uithoudings- en doorzettingsvermogen, organisatorische kwaliteiten en activerende energie.
Criticus (1-3) Levert kritiek op ideeën en acties en verwoordt daarmee gefundeerde twijfels. Er wordt naar hem geluisterd, zijn kritiek wordt soms afgedaan met een dooddoener, maar wordt soms ook als bijdrage meegenomen.
Gezagsdrager (1) De architect, de beleidmaker, bewaakt het doel, heeft de ideeën en het plan om dat doel te verwezenlijken. Zijn gezag is gerelateerd aan het doel van de groep en zijn kennis en ervaring daarmee.
Sociaal werker (1 of 2) Houdt de groep bij elkaar. Mensen en relaties zijn belangrijker voor de sociaal werker dan het doel en het plan. Is voortdurend voor iedereen aanspreekbaar, treedt bij onenigheid bemiddelend op en kan tegelijkertijd vastberaden de oplossing voor een geschil opleggen als de harmonie van de groep in gevaar komt. Het gezag van de sociaal werker berust op het respect van de groepsleden voor zijn persoonlijke kwaliteiten.
Appellant (1) Is de (fysiek of mentaal) zwakste van de groep (motorisch niet handig, hij stottert, heeft een rugzakje enzovoort), de laagste in de hiërarchie. De groep heeft hem nodig om haar verzorgende rol te kunnen vervullen.
Joker (1) Relativeert, zonder inhoudelijke inhoud en bestaat alleen in de positieve groep. Hij staat enigszins buiten de groepsregels en -afspraken, maar dat kan omdat niemand hem serieus neemt. Met een grap kan hij de spanning verminderen.
Volgers (onbeperkt) Ze voeren uit wat hun opgedragen is, soms tegen wil en dank. Ze hebben nauwelijks gezag, hoe goed hun bijdrage ook is. Hun invloed op de instandhouding van de hiërarchie is wel sterk: zolang zij deze verdeling van gezag erkennen, kan die blijven bestaan.
Hoe
De rollen staan op het bord. Schrijf op post-its gedrag dat bij die rol past en plak dat bij de rol. Kies zelf welke rollen je uitdenkt.
Bij elke rol staat op post-its welk gedrag erbij hoort.
timer
7:00
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Activiteit 2:
Coachen van een groep
De klas wordt in vier groepen ingedeeld.
Elke groep bespreekt één van de volgende voorbeelden, welke je krijgt toebedeeld door Romi.
- Je hoort klachten over je mentorgroep van andere leraren
- Pesten in de klas
- Zeer enthousiaste klas, maar ze werken niet
- Gemiddelde cijfers in je mentorgroep zijn vrij laag
We eindigen met een klassikaal gesprek, waarin we onze bevindingen delen.
timer
7:00
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Wat is cyberpesten?
Unicef definieert cyberpesten als:
"pesten met behulp van digitale technologieën. Het kan plaatsvinden op sociale media, berichtenplatforms, gamingplatforms en mobiele telefoons. Het is herhaald gedrag, gericht op bang maken, boos maken of beschamen van degenen die worden getarget"
Slide 12 - Diapositive
Activiteit 3:
Cyberpesten voorkomen, signaleren en aanpakken
Werk in dezelfde groepen als zojuist en bespreek daarin de volgende vragen:
- Heb je cyberpesten in de klas meegemaakt? Hoe heb jij en/of de school gereageerd?
- Hoe pakt jouw school cyberpesten aan? Wordt het genoemd in het anti-pestprotocol?
- Wat zou je scholen adviseren te doen? Maak een lijst met suggesties en maak daarbij eventueel gebruik van de bronnen die op canvas te vinden zijn.