Present Simple & Continuous 1M1

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Find the differences
1. Lily always rides her horse.
2. Lily is riding her horse right now.

Slide 2 - Diapositive

The important bits:
1. Lily always rides her horse.
2. Lily is riding her horse right now.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Present Simple
- Bij gewoontes, feiten en regelmaat. Vaak met woorden als, always, every week.

He, she, it? -> werkwoord + s.
I, you, we, they? -> werkwoord.
De present simple komt vaak terug.
 

Present Continuous
- Bij dingen die nu aan de hand zijn. Vaak met woorden als right now, at the moment.

Vorm van to be + werkwoord + ing
De present continuous gaat over het moment.

Slide 5 - Diapositive

Het rijtje van to be:
you
he she it
we
you
they

Slide 6 - Diapositive

Hoe plak je +ing aan dit werkwoord: to ride
A
rideing
B
riding
C
ridesing

Slide 7 - Quiz

Hoe plak je +ing aan dit werkwoord: to do
A
doeing
B
ding
C
doing

Slide 8 - Quiz

Maak deze zin in de present continuous: Bart (to feed) his new kitten right now. Schrijf de hele zin op.

Slide 9 - Question ouverte

Present simple of continuous?
Mauro always laughs during class.
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 10 - Quiz

Work time!

Slide 11 - Diapositive

New:
Je gebruikt de PRESENT SIMPLE ook als iets plotseling gebeurd:

Suddenly, the cable breaks!
All of the sudden, the dog barks!

Slide 12 - Diapositive