Les 16

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Donderdag 23 januari

Welkom allemaal 

Herhaling + quiz

Herhaling wg/ng

• Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit een of meer werkwoorden die aangeven wat het onderwerp doet of wat er met het onderwerp gebeurt.

• Het naamwoordelijk gezegde bevat een koppelwerkwoord (zoals 'zijn', 'worden', 'blijven') en een naamwoord dat iets zegt over het onderwerp.

Samen oefenen: ng/wg

De jongen lijkt erg moe te zijn.

ng: lijkt [erg moe] te zijn

Mijn ouders waren aan het schilderen toen ik thuiskwam.

wg: waren aan het schilderen

Schrijf op je wisbordje: 

wg of ng?

1. De leraar is aardig.
2. Wij hebben hard gewerkt.
3. Het boek lijkt interessant.
4. Zij wil naar huis.
5. Jullie zijn te laat.
6. De hond is ziek.
7. Mijn ouders werken in de tuin.
8. Het meisje is aan het lezen.
9. De jongen is een goede speler.
10. Wij hebben geen tijd. 

Enkelvoudig of samengesteld?

1. De zon schijnt fel, de vogels zingen vrolijk.
2. Mijn broer leest een spannend boek in de tuin.
3. De Muzikale Fruitmand, een wekelijks verzoekprogramma voor geestelijke liedjes, is al meer dan vijftig jaar op de radio te horen.
4. Wie weet waar Willem Wever woont?

Welke volgorde hanteren we bij zinsontleding?

1. pv-zd-ow-wg/ng-lv-mv--vv-bwb
2. ow-pv-zd-wg/ng-lv-mv-bwb-vv
3. pv-zd-ow-wg/ng-mv-lv-vv-bwb
4. pv-zd-ow-wg/ng-lv-mv-bwb-vv

Welke vragen kun je stellen om de bijwoordelijke bepaling (bwb) te vinden?

Wat is een voorzetselvoorwerp?

1. Een woord waar een voorzetsel voor staat.
2. Een onderwerp dat met een voorzetsel begint.
3. Een zinsdeel dat begint met een voorzetsel dat 'vast' bij een ww hoort.
4. Een zinsdeel waar een voorzetsel in staat.

Welke zin bevat een voorzetselvoorwerp?

1. Bij een aanvraag van een paspoort moet je je vingerafdrukken geven.
2. De winkelstraat is versierd met hangende paraplu’s.
3. Het vliegticket vind je na betaling in je mailbox.
4. Zangeres Pink toert een maand lang door Europa.

Na de lessen ga ik even fietsen, zodat mijn hoofd weer leeg wordt.

Welk deel in deze zin is de bijzin?

1. het eerste deel
2. het tweede deel

Tussen [ ], hoofd- of bijzin?

[Dat het loos alarm was,] kreeg ik pas later door.

1. hoofdzin
2. bijzin

In een naamwoordelijk gezegde......

1. zit soms een lijdend voorwerp
2. nooit een lijdend voorwerp
3. altijd een lijdend voorwerp

Wat zijn de 5 nevenschikkende voegwoorden?

1. doordat, omdat, hoewel, als, wanneer
2. en, maar, of, want, dus
3. maar, omdat, en, of, dus
4. en, maar, of, als, dus

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
De inlichtingendienst kon niet instaan voor de veiligheid van de minister.

1. hoofd- en bijzin
2. 6 zinsdelen
3. 4 zinsdelen
4. 5 zinsdeel

Wat is het meewerkend voorwerp?

De docent heeft mij de betekenis van het meewerkend voorwerp uitgelegd

1. De docent
2. de betekenis
3. het meewerkend voorwerp
4. mij

Hoe noteer je het naamwoordelijk gezegde?

1. zal [onbetaalbaar] blijven
2. zal onbetaalbaar blijven
3. [zal] onbetaalbaar [blijven]
4. [zal onbetaalbaar blijven]

Zinsontleding: het gezegde

De jongen die hiernaast woont, is ziek geworden.

1. werkwoordelijk is geworden
2. werkwoordelijk woont is geworden
3. naamwoordelijk is geworden
4. naamwoordelijk is [ziek] geworden

Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit:

1. alle werkwoorden + ww-deel
2. het nw-deel
3. alle werkwoorden + nw-deel
4. Het onderwerp

Zohra's werkstuk zal waarschijnlijk begin volgende week af zijn.
Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Bonusvraag
Ik herinner me dat hier vroeger een bioscoop was.
Wat is de hoofdzin en de bijzin?

1. onderwerpszin (ow-zin)
2. lijdendvoorwerpszin (lv-zin)
3. bijwoordelijke bijzin (bwb-zin)
4. meewerkendvoorwerpszin (mv-zin)

Aan de slag

Ga online trainen of maak mixopdrachten af.