2.1 Pinpas of portemonnee?

2.1 Pinpas of portemonnee?
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2.1 Pinpas of portemonnee?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
- Je weet in welke twee vormen geld voorkomt.
- Je kunt een nieuw saldo berekenen.
- Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte ruil.
- Je weet op welke manieren je met geld kunt betalen.

Slide 2 - Diapositive

Begin de les door de leerdoelen te delen met de leerlingen en vertel wat ze aan het einde van de les zullen leren.
Hoe betaal jij meestal met je pinpas of contant?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Saldo berekenen
Om een nieuw saldo te berekenen, tel je de inkomsten op en trek je de uitgaven af. Het saldo geeft aan hoeveel geld je nog over hebt.

Slide 5 - Diapositive

Leg uit hoe je een nieuw saldo kunt berekenen en geef een voorbeeld.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Saldo berekenen:
Pieter heeft op 31 januari €550,- op zijn rekening staan. Hij heeft op 4 januari een tafel gekocht van €250,-. Op 20 januari heeft hij zijn loon €300,- ontvangen. Wat was zijn saldo op 1 januari?


Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Frenk heeft een positief saldo van € 320. Zijn huur a € 420 is geincasseerd.
Hij heeft € 120 huurtoeslag ontvangen. Voor zijn wekelijkse boodschappen heeft hij € 90 gepind.

Wat is zijn nieuwe saldo? Noteer je berekening en geef aan debet of credit.

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Directe ruil
Bij directe ruil ruil je goederen of diensten rechtstreeks tegen elkaar, zonder gebruik te maken van geld. Bijvoorbeeld: ik ruil mijn fiets tegen jouw skateboard.

Slide 10 - Diapositive

Beschrijf wat directe ruil is en geef een voorbeeld.
Indirecte ruil
Bij indirecte ruil ruil je goederen of diensten tegen geld, waarna je met dat geld andere goederen of diensten kunt kopen. Bijvoorbeeld: ik verkoop mijn fiets en koop met dat geld een skateboard.

Slide 11 - Diapositive

Beschrijf wat indirecte ruil is en geef een voorbeeld.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pinpas
Een pinpas is een plastic kaart waarmee je elektronisch kunt betalen. Je voert je pincode in en het bedrag wordt van je bankrekening afgeschreven.

Slide 13 - Diapositive

Beschrijf wat een pinpas is en leg uit hoe je ermee kunt betalen.
Creditcard
De creditcardmaatschappij schiet het geld voor.
Pas aan het eind van de maand, krijg je een rekeningoverzicht van de betalingen met creditcard.

Daarna heb je de keuze om het openstaande
bedrag ineens te betalen of het bedrag in 
termijn terug te betalen.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Creditcard
Betalen met de creditcard is een vorm van giraal betalen.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mobiele betalingen
Met mobiele betalingen kun je met je smartphone of smartwatch betalen. Je koppelt je bankrekening of creditcard aan een app en kunt zo eenvoudig betalingen doen.

Slide 17 - Diapositive

Beschrijf wat mobiele betalingen zijn en noem enkele populaire apps die hiervoor worden gebruikt.
Samenvatting
Geld komt voor in twee vormen: contant geld en digitaal geld. Je kunt een nieuw saldo berekenen door inkomsten en uitgaven op te tellen en af te trekken. Directe ruil is het ruilen van goederen of diensten zonder geld. Indirecte ruil is het ruilen van goederen of diensten tegen geld. Er zijn verschillende manieren om met geld te betalen, zoals contant geld, pinpas, creditcard en mobiele betalingen.

Slide 18 - Diapositive

Herhaal de belangrijkste punten van de les en bespreek eventuele vragen van de leerlingen.
Chartaal geld 
Giraal geld 

Slide 19 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is giraal en wat is chartaal??
Chartaal
Giraal
Munten
Betaalpas
Credit card
Briefjes van €20,-

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Giraal
Chartaal

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Om welke vorm van geld gaat het hier? Kies giraal of chartaal
Sleep het begrip naar de juiste zin. 



Je koopt een hoesje voor je Ipad. Bij de kassa betaal je met muntgeld € 15.
Dahli koopt online een paar nieuwe sieraden.
Leon koopt een cadeautje. Hij betaalt met een briefje van dertig euro.
Een vriend van Ruben koopt een nieuwe game in de Playstation store. Hij betaalt met iDeal.
Evy baalt, ze heeft nog maar € 2 op haar bankrekening staan.
niet gebruikt
Chartaal
Giraal
Giraal
Giraal
Chartaal
Chartaal

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Chartaal geld
giraal geld

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Is dit directe ruil of indirecte ruil?
Indirecte ruil
Directe ruil
je koopt een nieuwe telefoon. Je betaalt hem meteen.
Je vader koopt op marktplaats een auto. Hij betaalt he via de bank.
Je krijgt van je vriend een fiets en geeft hem er een PlayStation voor terug. 

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slepen maar!
Saldo
Directe ruil
Elektronisch betalen
Indirecte ruil
Geld gebruiken bij ruil
Betalen via internet of telefoon
Het bedrag wat nu op je rekening staat
Ruilen zonder geld

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de plaatjes naar de juiste vakkken.
Directe ruil
Indirecte ruil

Slide 26 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Indirecte ruil
Directe ruil

Slide 27 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 28 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 29 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 30 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.