OEFENTOETS KNM Thema 1

OEFENTOETS KNM Thema 1
Wat weet je? 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

OEFENTOETS KNM Thema 1
Wat weet je? 

Slide 1 - Diapositive

Welke 2 buurlanden heeft Nederland?
A
Belgie en Duitsland
B
Belgie en de Noordzee
C
Belgie en Frankrijk
D
Belgie en Friesland

Slide 2 - Quiz

In welke provincie zijn er veel duinen?
A
Friesland
B
Noord-Holland
C
Zeeland

Slide 3 - Quiz

Wat betekent emancipatie?
A
Iedereen krijgt gelijke kansen.
B
Iedereen mag zeggen wat hij of zij denkt.
C
Mannen zijn belangrijker dan vrouwen.

Slide 4 - Quiz

Welke stad werd aan het begin van de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd?
A
Amsterdam
B
Den Haag
C
Arnhem
D
Rotterdam

Slide 5 - Quiz

Fria kijkt hoe ze moet rijden naar Den Haag. Waar ligt Den Haag?
A
in het noorden van Nederland
B
in het westen van Nederland
C
in het oosten van Nederland
D
in het zuiden van Nederland

Slide 6 - Quiz

Hoe heten de dijken die na de Watersnoodramp in Zeeland zijn gemaakt?
A
De Afsluitdijk
B
De Deltawerken
C
De Flevopolder
D
De Hondsboscche zeewering

Slide 7 - Quiz

Wanneer kwamen er veel gastarbeiders naar Nederland?
A
Na 1985
B
Na de Tweede Wereldoorlog
C
Na de Eerste Wereldoorlog
D
Na de wederopbouw

Slide 8 - Quiz

Wat is de hoofdstad van de provincie Flevoland?
A
Almere
B
Lelystad
C
Flevostad

Slide 9 - Quiz

Amerika is een vriend van Nederland. Amerika heeft Nederland geholpen na de Tweede Wereldoorlog. Hoe heeft Amerika geholpen?
A
Met de NAVO
B
Met de Europese Unie
C
Met de bevrijding in de Tweede Wereldoorlog en daarna met financiële hulp.

Slide 10 - Quiz

Wanneer kwam er veel industrie in Nederland
A
In de tijd van 1600 - 1700
B
In de tijd van 1800 - 1900
C
In de tijd van 1940 - 1945

Slide 11 - Quiz

Het Wilhelmus wordt nog steeds gezongen
Waar
Niet waar

Slide 12 - Sondage

In 1648 werden de Nederlanden zelfstandig.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Het Wilhelmus wordt nog steeds gezongen.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

In 1940 waren er 140.000 joden in Nederland. In 1945 waren er 36.000 joden in Nederland. Dat zijn er 104.000 minder. Waar zijn de 104.000 joden gebleven?
A
Ze zijn naar Israël verhuisd.
B
Ze zijn naar Amerika gevlucht.
C
Ze zijn vermoord in concentratiekampen van de nazi's.

Slide 15 - Quiz

Waarom heet het dagboek van Anne Frank 'Het achterhuis?'
A
Daar woonde Anne Frank in het geheim in de oorlog.
B
Het was de achternaam van Anne Frank.
C
Zo heette het concentratiekamp waar Anne Frank overleden is.
D
Zo heette het concentratiekamp waar haar familie overleden is.

Slide 16 - Quiz

Hoelang duurde de Duitse bezetting van Nederland gedurende de Tweede Wereldoorlog?
A
4 jaar
B
5 jaar
C
80 jaar
D
6 jaar

Slide 17 - Quiz

Wat betekent onderduiken?
A
In het geheim vechten.
B
In het geheim smokkelen.
C
Vechten in een onderzeeboot.
D
Je verstoppen op een geheime plaats.

Slide 18 - Quiz

Wat staat niet in de grondwet?
A
Discriminatie is verboden.
B
Er is vrijheid van meningsuiting.
C
Hindoestaanse scholen zijn verboden.
D
Vrijheid van onderwijs.

Slide 19 - Quiz

In Nederland is veel water. Er is weinig land. Daarom hebben we nieuw land gemaakt. Hoe heet nieuw land dat eerst water was?
A
Een dijk.
B
Een gracht.
C
Een polder .

Slide 20 - Quiz

Wat is de hoofdstad van de provincie Gelderland?
A
Nijmegen
B
Arnhem
C
Apeldoorn

Slide 21 - Quiz