Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Ma 24 okt. Spelling bnw en Engelse ww.
Terugblik
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?
1 / 41
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Cette leçon contient
41 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Terugblik
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?
Slide 1 - Diapositive
Bijvoeglijke naamwoorden
je gebruikt een
bijvoeglijk naamwoord
om iets of iemand te beschrijven
Slide 2 - Diapositive
Bijvoeglijk
naamwoord
Een
bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.
Slide 3 - Diapositive
het bijvoeglijk naamwoord
Aan het einde van deze les:
- herken je het bijvoeglijk naamwoord
- weet je ook wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is.
- weet je hoe je een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord moet spellen
Slide 4 - Diapositive
Het Bijvoeglijk naamwoord
--> Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Geef in de volgende zinnen aan wat het bijvoeglijk naamwoord is:
Slide 5 - Diapositive
De
leerling
stond
op
de
school
Bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
nieuwe
verkeerde
Slide 6 - Question de remorquage
zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig
naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos
Lokalen
klein
Slide 7 - Question de remorquage
Spelling bijvoeglijk naamwoord
Slide 8 - Diapositive
Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de rode muur
B
de roden muur
Slide 9 - Quiz
Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de chagrijnige docent
B
de chagrijnig docent
Slide 10 - Quiz
Spelling bijvoeglijk naamwoord.
Welk woord is goed?
A
officieele
B
officiele
C
officiële
Slide 11 - Quiz
Spelling H5
Spelling bijvoeglijk naamwoord
Ik heb vijf (goud) ringen thuis.
A
gouden
B
goude
Slide 12 - Quiz
Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de strengen docent
B
de strenge docent
Slide 13 - Quiz
Spelling H5
Spelling bijvoeglijk naamwoord
De vriendin van mijn broer draagt een (mode) jas.
A
modieuze
B
modeuze
C
modieus
Slide 14 - Quiz
Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de stenen muur
B
de stene muur
Slide 15 - Quiz
Grammatica/spelling
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden eindigen altijd op -en.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de katoenen broek
B
de katoene broek
Slide 17 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(bekladden) De ......... buitenmuur.
A
bekladde
B
bekladden
C
bekladen
D
bekladden
Slide 18 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
D
verroestte
Slide 19 - Quiz
Spelling bijvoeglijk naamwoord. Welk woord is goed?
A
zilvere
B
zilveren
Slide 20 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
A
reele
B
reële
Slide 21 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(breken) Het ......... been.
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken
Slide 22 - Quiz
Werkwoordspelling Engelse woorden
Slide 23 - Diapositive
GELEERD?
- je kunt
Engelse werkwoorden
correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling
spelling: Engelse werkwoordspelling
Slide 24 - Diapositive
Weet je de 3 regels nog?
Regel 1
Regel 2
Regel 3
Geen regel
De spelling van ‘Engelse’ werkwoorden gaat in het Nederlands volgens de Nederlandse regels!
Als het nodig is voor de uitspraak, blijft in de stam de e staan.
Als de stam eindigt op e gaat het erom welke letter je hoort!
Engelse werkwoorden blijven in het Nederlands Engelse werkwoorden.
Een onhoorbare 'e' noemen we ook wel een stomme 'e'.
Slide 25 - Question de remorquage
Werkwoorden uit het Engels
Slide 26 - Diapositive
Werkwoorden uit het Engels
Je past de Nederlandse spelregels toe.
Slide 27 - Diapositive
(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete
Slide 28 - Quiz
Bij werkwoorden uit het Engels gebruik je
A
De Engelse regels
B
De Nederlandse regels
Slide 29 - Quiz
Engelse werkwoorden
Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.
Slide 30 - Quiz
Engelse werkwoorden
Zij hebben ... (volleyballen - vt)
A
Zij hebben gevolleybald.
B
Zij hebben gevolleyballd.
Slide 31 - Quiz
Je gebruikt de Nederlandse spellingregels voor het schrijven van de werkwoorden uit het Engels.
A
Yes!
B
No!
Slide 32 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde
Slide 33 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd
Slide 34 - Quiz
Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.
Slide 35 - Quiz
Engelse werkwoorden
Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij hockeyde
B
zij mixde
C
zij streste
D
hij tackelde
Slide 36 - Quiz
Engelse werkwoorden
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede
Slide 37 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette
Slide 38 - Quiz
Engelse werkwoorden schrijf je hetzelfde als Nederlandse werkwoorden.
A
Nee, je schrijft ze op z'n Engels.
B
Nee, er zijn andere regels voor deze woorden.
C
Ja, je schrijft ze precies hetzelfde.
D
Ja, maar er zijn wel een paar uitzonderingen.
Slide 39 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald
Slide 40 - Quiz
Huiswerk voor Ma 31 okt
Maken opdr. 5 en 6
Leren blz. 82 en 83 de gele kaders
Slide 41 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Di 22 okt. Spelling bnw en Engelse ww.
Octobre 2022
- Leçon avec
33 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
4.8 spelling leerjaar 3
Avril 2023
- Leçon avec
21 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
4.8 spelling leerjaar 3
Juillet 2023
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
M3LL
Novembre 2021
- Leçon avec
21 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Spelling 4.8 - 3 kader
Novembre 2024
- Leçon avec
23 diapositives
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3
Engelse werkwoorden 2F
Juin 2024
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatica & spelling bijvoeglijk naamwoord en ww spelling
Mars 2020
- Leçon avec
50 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Herhaling Havo 2
Décembre 2023
- Leçon avec
43 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2