Deutschland Quiz

Herzlich Willkommen!
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Diapositive


Wat is de hoofdstad van Duitsland?

A
Köln
B
Hamburg
C
Berlin
D
München

Slide 2 - Quiz

Welke is de Duitse vlag?
A
B
C
D

Slide 3 - Quiz


Hoeveel inwoners heeft Duitsland?

A
Ongeveer 10 miljoen
B
Ongeveer 40 miljoen
C
Ongeveer 80 miljoen
D
Ongeveer 150 miljoen

Slide 4 - Quiz


Hoeveel buurlanden heeft Duitsland?
A
Acht
B
Neun
C
Zehn
D
Sieben

Slide 5 - Quiz

In welke landen wordt Duits gesproken?
A
Oostenrijk, Duitsland, Polen
B
Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland
C
Duitsland, Zwitserland, Polen

Slide 6 - Quiz

Oktoberfest is ………..
A
een soort Koniginnedag in heel Duitsland
B
een groot volksfeest in München.
C
een bekende carnavalsoptocht in Keulen
D
een schoolfeest

Slide 7 - Quiz

Waar staat de Brandenburger Tor?
A
Bremen
B
Hamburg
C
Bonn
D
Berlijn

Slide 8 - Quiz

Der Pullover
Die Socken
Die Schuhe
Die Hose

Slide 9 - Question de remorquage

Tekst
timer
0:20
timer
0:20
Apfelstrudel
Lebkuchen
Schweineohr

Slide 10 - Question de remorquage

Tekst
timer
0:20
Currywurst
Wienerschnitzel
Flammkuchen

Slide 11 - Question de remorquage

Wat krijg je als je in Duitsland een Frikadelle bestelt?
A
een braadworst met saus
B
een soort gehaktbal
C
een broodje kroket
D
een frikandel met mayo curry en uitjes

Slide 12 - Quiz

Wie is geen inwoner van Deutschland?
A
Frankfurter
B
Berliner
C
Hamburger
D
Wiener

Slide 13 - Quiz

Welk merk komt niet uit Duitsland?
A
Dr. Oetker
B
Lipton
C
Haribo
D
Lidl

Slide 14 - Quiz

Welk merk is wel Duits?
A
Dove
B
L'Oreal
C
Nivea
D
Rituals

Slide 15 - Quiz

Wat is de meest voorkomende achternaam in Deutschland?
A
Janßen
B
Müller
C
Schmidt
D
Schneider

Slide 16 - Quiz

Wat is geen Duits woord?
A
Hallo
B
verdienen
C
antworten
D
lezen

Slide 17 - Quiz

Dit is:
A
die Käse
B
der Kaas
C
der Käse
D
das Kase

Slide 18 - Quiz

Het Duitse woord 'bellen' betekent in het Nederlands:
A
telefoneren
B
de klok luiden
C
aanbellen bij de deur
D
blaffen

Slide 19 - Quiz

Das ist
A
ein Einfamilienhaus
B
ein Zweifamilienhaus
C
ein Hochhaus
D
ein Fachwerkhaus

Slide 20 - Quiz

Veel Nederlanders spreken 'steenkolen-Duits'.
Welke zin is wel goed Duits?
A
Vielen Dank für die Ausnötigung!
B
Ich schnappe hier kein Barst von!
C
Halten sie voll! Ich komme da an.
D
Das Spiel wurde abgesagt.

Slide 21 - Quiz

Nog een keer steenkolen Duits.
Welke zin is wel goed Duits?
A
Ich bin jetzt ganz in der War.
B
Was für ein flauer Küll.
C
Ich bin ganz Ihrer Meinung.
D
Lass mal sitzen. Es kommt wohl gut.

Slide 22 - Quiz

Das ist eine Erdbeere.
A
B
C
D

Slide 23 - Quiz

Een Duitser vond ................... uit.
A
televiesietoestel
B
gummybeertjes
C
voetbal
D
smeerkaas

Slide 24 - Quiz

De winnaar is..........

Slide 25 - Diapositive

Vielen Dank!

Slide 26 - Diapositive