Werkwoordspelling hva les 1

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoordspelling

Herhaling

Lesdoelen les 1

De studenten kennen de regels van het juist spellen van de werkwoordsvormen: persoonsvorm tegenwoordige tijd, persoonsvorm verleden tijd en het voltooid deelwoord.

De studenten kunnen de regels van het juist spellen van de werkwoordsvormen toepassen.

Waarom moet je juist kunnen spellen?

Werkwoorden

Werkwoorden...

- geven een handeling of toestand aan

- geven aan in welke tijd de zin staat

- werkwoorden passen zich aan het onderwerp aan

Persoonsvorm

Persoonsvorm (pv) is het werkwoord dat in de zin van tijd kan veranderen.

Anne wil wel even helpen

Anne wilde wel even helpen

  

Persoonsvorm

Persoonsvorm zijn de werkwoordsvormen die van getal veranderen (enkelvoud/meervoud) als het onderwerp van getal verandert.

Floris werd gisteren aangereden.

Floris en Peter werden gisteren aangereden.

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

• 
  
• 
  
• 
  
• 
  
• 
  
• 
  
• 
  
• In plaats van hij/zij kan er ook een persoon, een dier of ding staat: Sander vindt, de papegaai wacht, die scooter loopt
• Als 'je/jij' achter de persoonsvorm staat, schrijf je alleen de stam: Loop je even mee? Brand jij nooit je vingers? Vindt je moeder hem wel aardig?

1. Bin_ je dat zeil goed vast?
2. Betaal_ u altijd contant?
3. Zij verlang_ heel erg naar een beetje rust.
4. Ik denk dat hij dat wel prima vin_.
5. Je vertel_ zo weinig over je vakantie.

1. Bestel_ u die computer vandaag nog?
2. Wij hopen dat u de afspraak direct bevestig_.
3. Wor_ je moeder wel eens boos op jou?
4. Ik hoop dat u mij nog herken_.
5. Pas ervoor op dat je je vingers niet bran_.

PV VT: Wat zijn ook alweer sterke werkwoorden?

1. Werkwoorden die iets zeggen over kracht
2. Werkwoorden die van klank veranderen
3. Werkwoorden die niet van klank veranderen

Sterke werkwoorden veranderen van klank. Bijvoorbeeld...
(MEERDERE antwoorden zijn goed)

1. denken
2. slapen
3. wonen
4. werken

Persoonsvorm verleden tijd

Sterke werkwoorden

Klankverandering: slapen --> sliepen, winnen --> wonnen, strijden --> streden
In de verleden tijd verandert de klinker, er komt nooit een extra t bij

Zwakke werkwoorden

Klankvast: maken --> maakten, rusten --> rustten, bellen --> belden, branden --> brandden

Staat de laatste letter van de stam wel in 't exkofschip, dan schrijf je -te(n)

Staat de laatste letter van de stam niet in 't exkofschip, dan schrijf je -de(n)

Je kijkt naar de stam en dus niet naar de ik-vorm!

1. Wij lan_en gisteren al om 6.00 uur.
2. De leeuwin verslon_ haar prooi.
3. Wij dach_en dat het wel goed zou komen.
4. Hij omhel_e zijn moeder elke ochtend.
5. Het verbaas_e ons dat hij een keer op tijd kwam.

Voltooid deelwoord

• Kan niet van tijd veranderen
• Meestal staat er een hulpwerkwoord bij (hebben, zijn of worden)
• Veel voltooide deelwoorden beginnen met ge-
  
  1. Eindigt het voltooid deelwoord op -en, dan schrijf je gewoon -en
  Ik heb een portemonnee gevonden
  2. Staat de laatste letter van de stam wel in 't exkofschip, dan schrijf je een -t
  3. Staat de letter van de stam niet in 't exkofschip, dan schrijf je een -d 
  Hij heeft haar goed behandeld.
  Wij hebben een tijdje gevist.

Lastige werkwoorden - werkwoorden met voorvoegsels

1. Bram herhaalt de vraag (persoonsvorm)

2. Bram heeft de vraag herhaald (voltooid deelwoord)

3. Ik weet dat Bram de vraag herhaalt (persoonsvorm)

1. Rabia verzamelt allerlei oude foto's (persoonsvorm)

2. Rabia heeft allerlei oude foto's verzameld (voltooid deelwoord)

3. Ik weet dat Rabia allerlei oude foto's verzamelt (persoonsvorm)

1. Ik heb alles eerst voorgeproef_.
2. Later is dat allemaal verander_.
3. Er werd onderling van alles geruil_.
4. Hij is het huis uitgevluch_.
5. Ik heb al veel voetbalplaatjes verzamel_.

De tuin wor_ iedere zomer door een tuinman onderhouden.

1. word
2. wordt

Onderhou_ je dan zelf niets?

1. onderhoud
2. onderhoudt

Ik hou_ de potten en plantenbakken in de gaten.

1. houd
2. houdt
3. hout
4. hou

Het gras heb ik iedere dag gesproei_.

1. gesproeit
2. gesproeid
3. gesproeidt

Zij vluch_e het huis in.

1. vluchte
2. vluchtte

Ieder voorjaar plan_e zij van alles.

1. plante
2. plantte

Als ik de eerste aardappelen had geproef_ en goedgekeurd, aten we ze op.

1. geproefd
2. geproeft

Wij hebben ook allerlei groenten verbouw_.

1. verbouwd
2. verbouwt
3. verbouwdt

Vroeger moes_en veel mensen groenten e.d. uit hun eigen tuin eten.

1. moesten
2. moestten

Later is dat allemaal verander_.

1. verandert
2. veranderd
3. veranderdt

Ik zou niet weten hoeveel een kilo aardappels toentertijd kos_e.

1. koste
2. kostte
3. kosde

Er werd onderling ook van alles geruil_.

1. geruilt
2. geruildt
3. geruild

Lesdoelen les 1

De studenten kennen de regels van het juist spellen van de werkwoordsvormen: persoonsvorm tegenwoordige tijd, persoonsvorm verleden tijd en het voltooid deelwoord.

De studenten kunnen de regels van het juist spellen van de werkwoordsvormen toepassen.

Evaluatie

Klik in de chat op de link (https://www.menti.com/j3cbsoedcz) om de les te evalueren of scan de qr-code