008 VH1F/V1H 22 september 2023

Schrijf de rode woorden over en zet erbij welke vorm het is:
(pvtt, pvvt, vd, od, bn)
 
1. Johan Cruijff heeft veel betekend voor de voetbalsport.
2. Tegen de frauderende penningmeester werd zeven jaar cel geëist.
3. De meeste kinderen zijn ingeënt tegen bof, mazelen en rode hond.
4. In het restaurant werden de uitgehongerde gasten slecht bediend.
5. Enthousiast zwaaiend arriveerde de bondscoach in de televisiestudio.
timer
5:00
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Schrijf de rode woorden over en zet erbij welke vorm het is:
(pvtt, pvvt, vd, od, bn)
 
1. Johan Cruijff heeft veel betekend voor de voetbalsport.
2. Tegen de frauderende penningmeester werd zeven jaar cel geëist.
3. De meeste kinderen zijn ingeënt tegen bof, mazelen en rode hond.
4. In het restaurant werden de uitgehongerde gasten slecht bediend.
5. Enthousiast zwaaiend arriveerde de bondscoach in de televisiestudio.
timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

Neem de lijst over in je schrift.
Schrijf achter iedere afkorting wat het betekent.
Zet er een korte voorbeeldzin achter.

inf = infinitief             Ik zou wel willen.
pvtt =
pvvt =
vd = 
od =
bn van vd =
bn van od =
timer
8:00

Slide 2 - Diapositive

inf = infinitief                                                             Ik zou wel willen.
pvtt = persoonsvorm tegenwoordige tijd.        Ik eet een appel.
pvvt = persoonsvorm verleden tijd                     Ik at een appel.
vd = voltooid deelwoord                                 Ik heb een appel gegeten.
od = onvoltooid deelwoord                            Ik liep etend door.
bn van vd = bijvoeglijk naamwoord (van voltooid deelwoord) 
                Daar ligt een half opgegeten appel.
bn van od = bijvoeglijk naamwoord (van onvoltooid deelwoord)     
                De stug dooretende jongen trekt zich nergens wat van aan.

Slide 3 - Diapositive

Aan de slag!



Maak van Cursus 7 §10 opdracht 5 (blz. 259)
Gebruik het groene blok op p. 259

Klaar? Lees in je boek.

timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 4 (blz. 259)
a. afwachten - 
b. bedroeven
c. dwingen
d. herstellen
e. opwekken
f. 
Opdracht 4 (p. 259)

a. afwachten - afgewachte - afwachtende
b. bedroeven - bedroefde - bedroevende
c. dwingen - gedwongen - dwingende
d. herstellen - herstelde - herstellende
e. opwekken - opgewekte - opwekkende
f. verrassen - verraste - verrassende
g. wantrouwen - gewantrouwde - wantrouwende
h. winnen - gewonnen - winnende

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 4 (blz. 259)
a. afwachten - 
b. bedroeven
c. dwingen
d. herstellen
e. opwekken
f. 
Opdracht 5 (p. 259)

a. fluitend (od) - legt (pvtt) - schoongemaakte (bn)
b. gestolen (vd) - handelende (bn) - verkocht (vd)
c. uitgeruste (bn) - redt (pvtt) - ingestorte (bn)
d. samengestroomde (bn) - passende/gepaste (bn)
e. wordt (pvtt) - gerestaureerde (bn) - ondernemende (bn) - verhuurd (vd)
f. mopperend (od) - beschuldigt (pvtt) - falende (bn)

Slide 6 - Diapositive

Pauze
    Pauze 
timer
5:00

Slide 7 - Diapositive

Aan de slag!



Maak van Cursus 1 §1 opdracht 1 vraag 1 t/m 8 (blz. 11)

Klaar? Lees in je boek.

timer
10:00

Slide 8 - Diapositive

Maak je planning:
27 september: maken taak in Planning (15 minuten)

29 september: maken taak in Planning (15 minuten)

4 oktober: SO werkwoordspelling (ca. 5x leren/oefenen)
Leerstof: groene blokken blz. 252, 254, 256, 258 en 259
Oefentoetsen en Trainen!


Slide 9 - Diapositive

Lees in je boek

Slide 10 - Diapositive