Havo 1 1.3 C Persoonsvorm, samengestelde zin en zinsdelen.

1.3 C Grammatica
Persoonsvorm
Samengestelde zinnen
Zinsdelen
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

1.3 C Grammatica
Persoonsvorm
Samengestelde zinnen
Zinsdelen

Slide 1 - Diapositive

Persoonsvorm
Je vindt de persoonsvorm door de tijd van de zin te veranderen.
Wanneer je de tijd van de zin verandert, verandert de persoonsvorm.

Ik ben mijn boeken vergeten.
Ik was mijn boeken vergeten.

Slide 2 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?
Door de najaarsstorm waaiden de pannen van het dak.

Slide 3 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Na de voorstelling bleven we nog even hangen.

Slide 4 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Volgende week ga ik een laptop kopen.

Slide 5 - Question ouverte

Samengestelde zinnen
Soms kan een zin meer dan één persoonsvorm hebben. Dit noem je dan een samengestelde zin.

Een zin met één persoonsvorm noem je een enkelvoudige zin.

Slide 6 - Diapositive

Hoeveel persoonsvormen heeft de zin?
Ik kom vanavond want het is al laat.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Enkelvoudige of samengestelde zin?
Ik kom vanavond want het is al laat.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 8 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen heeft ze zin?Toen zij hem na jaren weer ontmoette, schrok zij van hoe hij erbij liep.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Enkelvoudige of samengestelde zin?
Toen zij hem na jaren weer ontmoette, schrok zij van hoe hij erbij liep.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 10 - Quiz

Zinsdelen
Voordat je kunt gaan beginnen met het benoemen van het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp, moet je de zin in zinsdelen verdelen.


Slide 11 - Diapositive

Zinsdelen
Je hebt daarvoor de persoonsvorm nodig.
Ieder deel van de zin die je voor de persoonsvorm kunt plakken, is één zinsdeel. Een zinsdeel kan uit meerdere woorden bestaan.


Slide 12 - Diapositive

Zinsdelen
Ik  / ben  / vanmorgen / mijn chromebook / vergeten.

De groene fiets van mijn moeder / is / gisteren / verdwenen.

De voetballer / raakte / tijdens / de wedstrijd / geblesseerd.



Slide 13 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?
Hij heeft een boek gekregen.

Slide 14 - Question ouverte

Verdeel in zinsdelen:
Hij heeft een boek gekregen.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Hij vertelde het verhaal voor de derde keer.

Slide 16 - Question ouverte

Verdeel in zinsdelen:
Hij vertelde het verhaal voor de derde keer.

Slide 17 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Tijdens het gesprek gaf de docent hem een compliment.

Slide 18 - Question ouverte

Verdeel in zinsdelen:
Tijdens het gesprek gaf de docent hem een compliment.

Slide 19 - Question ouverte