Betoog - les 2

welk liedje zit er wel eens in je hoofd?
1 / 23
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

welk liedje zit er wel eens in je hoofd?

Slide 1 - Carte mentale

Let op!

toets 1:

SE boek 4
mondelingen in de GPW-week
1, 2 en 6 juli
Let op!

toets 2:

schrijven van een betoog
120 min in computerlokaal
28 juni

Slide 2 - Diapositive

nog 4 weken!
1) schrijven betoog (3 lessen)
2) schrijven superbetoog (3 lessen)
3) inleveren superbetoog + boek lezen
4) bespreken superbetoog + voorbereiden SE

Slide 3 - Diapositive

donderdag 3 juni
  • Terugblik vorige les
  • "best practice"
  • Uitleg middenstuk betoog - argumenten voor
  • Start schrijven middenstuk

Slide 4 - Diapositive

Even herhalen:
Een betoog is een overtuigende voordracht of een overtuigend artikel. De spreker of schrijver probeert zijn publiek met argumenten te overtuigen van zijn standpunt.

Slide 5 - Diapositive

Structuur van een betoog:

inleiding
  • aandachttrekker
  • introductie onderwerp
  • standpunt
middenstuk
  • 2 argumenten voor + onderbouwing
  • 1 argument tegen + weerlegging
slot
  • samenvatting
  • conclusie = herhalen standpunt
  • uitsmijter

Slide 6 - Diapositive

Bouwplan
onderwerp = mobieltjes in de klas
schrijfdoel = overtuitgen
hoofdgedachte = standpunt = .................................................

Inl: aandachttrekker + intro onderwerp + hoofdvraag (75-90 woorden)
Middenstuk: V1 =.......................................................... (100-140 woorden)
                           V2 =.......................................................... (100-140 woorden)
                           T1 = .......................................................... (100-140 woorden)
                          
Slot: samenvatting + (eigen visie) + uitsmijter (75-90 woorden)
                                                                                                                                 Totaal = 450-600 woorden

Slide 7 - Diapositive

Elementen inleiding
Neem de volgende elementen op in je inleiding:
  • aandacht trekken (bijv. d.m.v. een anekdote/voorbeeld) 
  • introductie onderwerp 
  • standpunt 

Gebruik 75 tot 90 woorden. (Dit is 'slechts'een richtlijn)

10 minuten om je inleiding af te maken!

Slide 8 - Diapositive

start altijd met een bouwplan

we lezen samen de tekst
zoek de 3 verplichte onderdelen van de inleiding

Slide 9 - Diapositive

Bespreken van verschillende inleidingen

Op te nemen elementen:
  • aandachttrekker
  • introductie onderwerp
  • standpunt

Slide 10 - Diapositive

Pas je eigen inleiding aan.

Slide 11 - Diapositive

Welke onderdelen bevat het middenstuk van een betoog, ook alweer?

Slide 12 - Question ouverte

Waarom krijgt een tegenargument een weerlegging als 'onderbouwing'?

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Vidéo

Structuur van een betoog:

inleiding
  • aandachttrekker
  • introductie onderwerp
  • standpunt
middenstuk
  • 2 argumenten voor + onderbouwing
  • 1 argument tegen + weerlegging
slot
  • samenvatting
  • conclusie = herhalen standpunt
  • uitsmijter

Slide 15 - Diapositive

Middenstuk

Slide 16 - Diapositive

Middenstuk algemeen
  • Het middenstuk bevat 300-420 woorden; gebruik 100-140 woorden per alinea.
  • Neem ten minste één citaat op in het middenstuk.
  • Citaat volledig overnemen tussen aanhalingstekens en bron vermelden = anders citeren dan bij leesvaardigheid.

Slide 17 - Diapositive

Richtlijnen argumenten vóór
  1. Start met een opsommend signaalwoord.
  2. Vervolg met jouw argument = kernzin 
  3. Onderbouw dit argument met een voorbeeld of uitleg.
  4. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea.

Slide 18 - Diapositive

Richtlijnen arg. tegen + weerl.
  1. Start met het tegenovergestelde stp. + argument van je tegenstanders en verwerk er een tegenstellend signaalwoord in.
  2. Geef aan dat je het er niet mee eens bent.
  3. Leg uit waarom je het er niet mee eens bent = tegenarg.
  4. Onderbouw je tegenargument. 

Slide 19 - Diapositive

Richtlijnen arg. tegen + weerl.
Drie voorbeelden:
  1. Sommigen zeggen daarentegen… Daar ben ik het niet mee eens, want…
  2. Uit onderzoek van het CBS blijkt echter dat… Daar ben ik het niet mee eens, want...
  3. Onderwijsminister Arie Slob werpt tegen dat… Dat is niet waar, want…

Slide 20 - Diapositive

En verder...
  • lettertype Arial, Times new roman of Calibri
  • lettergroote 11 of 12
  • regelafstand 1.15
  • regel wit tussen de alinea's
  • Vergeet de titel niet!

Slide 21 - Diapositive

Opdracht
  1. Lees de teksten nogmaals en onderstreep alle argumenten.
  2. Kies vervolgens drie argumenten en formuleer ze in eigen woorden.
  3. Begin met het sterkste argument en schrijf een hele alinea met als deelonderwerp dat argument.
  4. Doe dat nogmaals voor één van de andere argumenten.
  5. Het laatste argument dat je gevonden hebt, is het minst sterk en kun je achterwege laten.

Slide 22 - Diapositive

Huiswerk do. 3/6
Zorg dat de inleiding en het deel van het middenstuk met de twee argumenten voor + onderbouwing af.

Vergeet niet ook in je boek te lezen!

Slide 23 - Diapositive