Betoog - les 2

vr. 28 mei - 4V3 - 3e uur
  • Terugblik vorige les
  • Verschillende inleidingen op het scherm projecteren en bespreken
  • Eigen inleiding aanpassen
  • Uitleg middenstuk betoog - argumenten voor
  • Start schrijven middenstuk
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

vr. 28 mei - 4V3 - 3e uur
  • Terugblik vorige les
  • Verschillende inleidingen op het scherm projecteren en bespreken
  • Eigen inleiding aanpassen
  • Uitleg middenstuk betoog - argumenten voor
  • Start schrijven middenstuk

Slide 1 - Diapositive

Hoe heb je geslapen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Lesdoel:
Aan het einde van de les weet je hoe je jouw inleiding moet optimaliseren en hoe je moet starten met het middenstuk. Deze start heb je dan ook gemaakt.

Slide 3 - Diapositive

Even herhalen:
Een betoog is een overtuigende voordracht of een overtuigend artikel. De spreker of schrijver probeert zijn publiek met argumenten te overtuigen van zijn standpunt.

Slide 4 - Diapositive

Structuur van een betoog:

inleiding
  • aandachttrekker
  • introductie onderwerp
  • standpunt
middenstuk
  • 2 argumenten voor + onderbouwing
  • 1 argument tegen + weerlegging
slot
  • samenvatting
  • conclusie = herhalen standpunt
  • uitsmijter

Slide 5 - Diapositive

Bouwplan
onderwerp = mobieltjes in de klas
schrijfdoel = overtuitgen
hoofdgedachte = standpunt = .................................................

Inl: aandachttrekker + intro onderwerp + hoofdvraag (75-90 woorden)
Middenstuk: V1 =.......................................................... (100-140 woorden)
                           V2 =.......................................................... (100-140 woorden)
                           T1 = .......................................................... (100-140 woorden)
                          
Slot: samenvatting + (eigen visie) + uitsmijter (75-90 woorden)
                                                                                                                                 Totaal = 450-600 woorden

Slide 6 - Diapositive

Elementen inleiding
Neem de volgende elementen op in je inleiding:
  • aandacht trekken (bijv. d.m.v. een anekdote/voorbeeld) 
  • introductie onderwerp 
  • standpunt 

Gebruik 75 tot 90 woorden. (Dit is 'slechts'een richtlijn)



Slide 7 - Diapositive

Bespreken van verschillende inleidingen

Op te nemen elementen:
  • aandachttrekker
  • introductie onderwerp
  • standpunt

Slide 8 - Diapositive

Pas je eigen inleiding aan.

Slide 9 - Diapositive

Welke onderdelen bevat het middenstuk van een betoog, ook alweer?

Slide 10 - Question ouverte

Waarom krijgt een tegenargument een weerlegging als 'onderbouwing'?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Vidéo

Structuur van een betoog:

inleiding
  • aandachttrekker
  • introductie onderwerp
  • standpunt
middenstuk
  • 2 argumenten voor + onderbouwing
  • 1 argument tegen + weerlegging
slot
  • samenvatting
  • conclusie = herhalen standpunt
  • uitsmijter

Slide 13 - Diapositive

Middenstuk

Slide 14 - Diapositive

Middenstuk algemeen
  • Het middenstuk bevat 300-420 woorden; gebruik 100-140 woorden per alinea.
  • Neem ten minste één citaat op in het middenstuk.
  • Citaat volledig overnemen tussen aanhalingstekens en bron vermelden = anders citeren dan bij leesvaardigheid.

Slide 15 - Diapositive

Richtlijnen argumenten vóór
  1. Start met een opsommend signaalwoord.
  2. Vervolg met jouw argument = kernzin 
  3. Onderbouw dit argument met een voorbeeld of uitleg.
  4. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea.

Slide 16 - Diapositive

Richtlijnen arg. tegen + weerl.
  1. Start met het tegenovergestelde stp. + argument van je tegenstanders en verwerk er een tegenstellend signaalwoord in.
  2. Geef aan dat je het er niet mee eens bent.
  3. Leg uit waarom je het er niet mee eens bent = tegenarg.
  4. Onderbouw je tegenargument. 

Slide 17 - Diapositive

Richtlijnen arg. tegen + weerl.
Drie voorbeelden:
  1. Sommigen zeggen daarentegen… Daar ben ik het niet mee eens, want…
  2. Uit onderzoek van het CBS blijkt echter dat… Daar ben ik het niet mee eens, want...
  3. Onderwijsminister Arie Slob werpt tegen dat… Dat is niet waar, want…

Slide 18 - Diapositive

En verder...
  • lettertype Arial, Times new roman of Calibri
  • lettergroote 11 of 12
  • regelafstand 1.15
  • regel wit tussen de alinea's
  • Vergeet de titel niet!

Slide 19 - Diapositive

Opdracht
  1. Lees de teksten nogmaals en onderstreep alle argumenten.
  2. Kies vervolgens drie argumenten en formuleer ze in eigen woorden.
  3. Begin met het sterkste argument en schrijf een hele alinea met als deelonderwerp dat argument.
  4. Doe dat nogmaals voor één van de andere argumenten.
  5. Het laatste argument dat je gevonden hebt, is het minst sterk en kun je achterwege laten.

Slide 20 - Diapositive

Huiswerk do. 3/6
Zorg dat de inleiding en het deel van het middenstuk met de twee argumenten voor + onderbouwing af.

Compenseer de uitgevallen les van a.s. maandag en de lessen van afgelopen weken zonder huiswerk met het lezen in je boek.

Slide 21 - Diapositive