Onderdeel 1 cursus 6 paragraaf 2 'de'-woorden en 'het'-woorden
1 / 31
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Wanneer gebruiken we hoofdletters?
Slide 5 - Question ouverte
In welk voorbeeld wordt de hoofdletter niet goed gebruikt?
A
December
B
Kerstmis
C
Rudolf
D
Noordpool
Slide 6 - Quiz
Wanneer gebruiken we een hoofdletter?
A
dagen van de week
B
de maanden van het jaar
C
namen van personen
D
de seizoenen
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
boom
A
de
B
het
Slide 11 - Quiz
boompje
A
de
B
het
Slide 12 - Quiz
gras
A
de
B
het
Slide 13 - Quiz
vogel
A
de
B
het
Slide 14 - Quiz
vogeltje
A
de
B
het
Slide 15 - Quiz
badkamer
A
de
B
het
Slide 16 - Quiz
zwembad
A
de
B
het
Slide 17 - Quiz
potlood
A
de
B
het
Slide 18 - Quiz
debat
A
de
B
het
Slide 19 - Quiz
carrousel
A
de
B
het
Slide 20 - Quiz
voetbal
A
de
B
het
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Wanneer gebruik je een de-woord?
Slide 26 - Question ouverte
Wanneer gebruik je een het-woord?
Slide 27 - Question ouverte
Wat moet je doen als je niet weet of een woord een'de' of een 'het' woord is?
Slide 28 - Question ouverte
Vond je deze paragraaf moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃
Slide 29 - Sondage
Waarom vind je dat?
Slide 30 - Question ouverte
Vragen?
