Klas 3K, H4 Woordenschat

Nederlands klas 3 
Week 2021
Docent: meneer Weerman
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands klas 3 
Week 2021
Docent: meneer Weerman

Slide 1 - Diapositive

Les 1 + 2 + 3
H4 Woordenschat: woorden met meerdere betekenissen

Slide 2 - Diapositive

Afspraken 
5 algemene afspraken:  
1. Ik ga respectvol om met anderen en andermans spullen 
2. Ik volg de instructie van alle medewerkers op 
3. Ik ruim (mijn) afval op 
4. Ik loop rustig door de school 
5. In school draag ik geen pet en doe ik mijn capuchon af 
 
En 4 afspraken in de klas:  
1. Ik heb mijn schoolspullen in orde 
2. Mijn iPad gebruik ik alleen met toestemming van de docent 
3. Mijn telefoon bewaar ik in mijn kluis. Let op: neem je je telefoon toch mee de klas in, dan doe je deze in de telefoontas. De school is niet aansprakelijk voor schade of diefstal. 
4. Luisteren we naar elkaar (hand opsteken voordat je wat wilt zeggen/vragen) 

Slide 3 - Diapositive

Afspraken telefoon
Basis is dat telefoons niet zichtbaar zijn in de les. Leerlingen kunnen: 
- de telefoon blijft in de tas 
- de telefoon gaat in de telefoontas 
- de telefoon blijft in de kluis  
 
De docent 
- zorgt ervoor dat de telefoon niet “meer” zichtbaar is 
- draagt zelf zorg voor passende consequenties 
- hanteert hierbij afspraken rondom regel overtredend en grensoverschrijdend gedrag 


Slide 4 - Diapositive

Vandaag blokuur
  • 10 min: Lezen
  • 10 min: Lesdoelen / Uitleg (video-uitleg) H4 Woordenschat
  • 20 min: Aan de slag: 
    - maken startopdracht / opdracht  (bladzijde )
    -samenwerken/zelfstandig werken
  • 10 min: Pauze
  • 30 min: Maken 
  • 5 min: Afsluiting

Slide 5 - Diapositive

Vandaag
  • 10 min: Lezen
  • 10 min: H4 Woordenschat -> blz. 102-105
  • 15 min: Aan de slag: 
    - maken alle opdrachten  (iPad of boek)
    - zelfstandig werken
  • 5 min: Afsluiting

Slide 6 - Diapositive

Huiswerk
Hoofdstuk 4 -> Woordenschat (bladzijde )
  • Lezen: theorie Woordenschat hoofdstuk 4 (video-uitleg)
  • Maken: opdracht 

Slide 7 - Diapositive

DOEL
- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen 


- je kunt de juiste betekenis van een woord met meerdere betekenissen opzoeken in een woordenboek.
Woorden met meerdere betekenissen

Slide 8 - Diapositive

Woorden met meerdere betekenissen

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen (homoniemen). Daardoor kun je in de war raken.


Lees de tekst goed, want vaak kun je aan de rest van de tekst opmaken welke betekenis wordt bedoelt.

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld:

woord met meerdere betekenissen


De juryleden prijzen de winnaar:

'Hij heeft uitstekend gezongen en zijn optreden was leuk om naar te kijken.'



Prijzen is hier niet het meervoud van prijs (hoeveel iets kost of iets wat je kunt winnen).

Prijzen is hier een werkwoord dat betekent: zeggen dat iets of iemand heel goed is (loven, roemen).

Slide 10 - Diapositive

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 4

zich voor de geest halen (In gedachten voor zich zien)

Slide 11 - Diapositive

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Op de eerste dag van mijn stage moest ik me voorstellen aan de afdelingsleider.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 1

inleiden in een gezelschap; = introduceren: zich voorstellen

Slide 12 - Diapositive

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 14 - Quiz

Wat betekent:
'Moet ik alweer stofzuigen? Daar pas ik voor!', zei Silke boos.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
Het is jouw beurt, ik laat mijn beurt voorbij gaan, dus ik pas.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 16 - Quiz

Wat betekent:
'Johan, pass de bal naar Willen', riep de coach vanaf de zijlijn.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
de vereiste maat hebben
C
niet buiten het kader vallen
D
een bal spelen naar een teamgenoot

Slide 17 - Quiz

Wat betekent:
Dit dopje past niet op de fles.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 18 - Quiz

Wat betekent:
De toekomstige bruidegom past zijn trouwpak in de paskamer.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 19 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Het geld dat ik in de vakantie verdiend heb, heb ik vandaag op mijn bankrekening gestort.

______
A
gedumpt
B
gezet

Slide 20 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De getuige kon bevestigen dat hij de verdachte die avond had gezien.

_________
A
zeggen dat het klopt
B
vastmaken

Slide 21 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Hij wilde het huurcontract opzeggen, omdat hij het geld niet meer kon opbrengen.

_________
A
einde maken aan een afspraak
B
iets uit je hoofd opzeggen

Slide 22 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De kas van de tuinvereniging 'Voor ons genoegen' is verdwenen.

___
A
gebouw van glas waar groente en fruit worden gekweekt
B
plaats waar geld bewaard wordt

Slide 23 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Wij zijn geschrokken van de uitspraak van de rechter, die was zwaarder dan verwacht.

_________
A
manier van spreken
B
oordeel van een rechtbank

Slide 24 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Ruim vijftig deelnemers deden mee aan de minitriatlon.

______
A
met voldoende inhoud
B
meer dan

Slide 25 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De douane neemt bij een controle veel pillen in.

______
__
A
neemt in bezit
B
gebruikt

Slide 26 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De raad heeft besloten om de snelweg door het natuurgebied niet aan te leggen.

_____
A
advies geven
B
groep mensen die leiding geeft

Slide 27 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Erik heeft een gemene streek uitgehaald; zijn zusje is erg geschrokken.

______
A
gebied
B
daad waarover je boos bent

Slide 28 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Als je bladluizen op een plant met een oplossing van warm water en groene zeep besproeit, verdwijnen ze snel.

_________
A
antwoord op een vraag
B
mengsel van twee of meer stoffen

Slide 29 - Quiz

Kies het juiste woord:
De ___ van dit voetbaldrama is niet te bevatten; bij de training wordt erover nagepraat.
A
initiatief
B
omvang
C
voltooiing
D
prestatie

Slide 30 - Quiz

Kies het juiste woord:
Nog steeds zijn er in Egypte ___ tegen de regering.
A
prestaties
B
betogingen
C
betogen
D
presentaties

Slide 31 - Quiz

Kies het juiste woord:
Alle ___ informatie over de tentoonstelling in het museum die je nodig hebt voor je werkstuk, kun je nalezen in een boekje.
A
essentie
B
essentieel
C
essentiële
D
essenties

Slide 32 - Quiz

Kies het juiste woord:
Omdat alleen de balkondeur open was, kan de politie niet ___ dat de inbreker via het balkon is binnengekomen.
A
buitensluiten
B
uitsluiten
C
uitsluitend
D
accepteren

Slide 33 - Quiz

Kies het juiste woord:
Op ___ van mijn vader gaan wij vanavond allemaal naar de nieuwste film in de bioscoop.
A
spenderen
B
voltooiing
C
initiatief
D
acceptatie

Slide 34 - Quiz

Kies het juiste woord:
___ het nou maar dat je vanavond niet naar de discotheek mag van je moeder.
A
Spendeer
B
Voltooi
C
Accepteer
D
Globaal

Slide 35 - Quiz

Kies het juiste woord:
De komende maanden kan ik niet te veel ___, want ik spaar voor mijn zomervakantie naar Kreta.
A
globaliseren
B
accepteren
C
spenderen
D
betogen

Slide 36 - Quiz

Kies het juiste woord:
Luc heeft zijn boekpresentatie goed voorbereid, dus hij hoopt dat zijn presentatie vandaag ___ en niet de volgende les.
A
aan bod komen
B
aan bod komt
C
aangeboden wordt
D
aangeboden worden

Slide 37 - Quiz

Kies het juiste woord:
Ons nieuwe huis is bijna ___, morgen worden alleen de ramen er nog ingezet.
A
voltooid
B
voltooi
C
voltooien

Slide 38 - Quiz

Kies het juiste woord:
Erika gaf een ___ verslag van haar stage in het verzorghuis; ze heeft slechts het belangrijkste verteld.
A
uitgebreid
B
uitbreiding
C
summier
D
betoog

Slide 39 - Quiz

GELEERD?

- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen


- je kunt de juiste betekenis van een woord met meerdere betekenissen opzoeken in een woordenboek.

Woorden met meerdere betekenissen

Slide 40 - Diapositive