Woordsoorten / Persoonlijk voornaamwoord

Zinsontleding en woordsoorten.

Bij taal leer je zinsontleding. Je leert hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen en hoe je die delen noemt.

Je leert bij taal ook de woordsoorten. Je leert dan hoe je de afzonderlijke woorden in een zin noemt.
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Zinsontleding en woordsoorten.

Bij taal leer je zinsontleding. Je leert hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen en hoe je die delen noemt.

Je leert bij taal ook de woordsoorten. Je leert dan hoe je de afzonderlijke woorden in een zin noemt.

Slide 1 - Diapositive

Welke woordsoorten ken jij allemaal?
Schrijf alle woordsoorten op die je kent.

Slide 2 - Question ouverte

Vandaag hebben we het over het persoonlijk voornaamwoord.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de volgende zin:
Die jurk staat haar prachtig.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de volgende zin:
Hij gaat snorkelen.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de volgende zin:
De verkoper verkoopt hem een zwembroek.

Slide 7 - Question ouverte

Persoonlijke voornaamwoorden zijn bij begrijpend lezen verwijswoorden. 

Slide 8 - Diapositive

Waarnaar verwijst het persoonlijke voornaamwoord in de tweede zin:
Mijn moeder is naar haar werk. Ze is kapster.

Slide 9 - Question ouverte

Waarnaar verwijst het persoonlijke voornaamwoord in de tweede zin:
Bert gaf Henk een cadeau. Hij wilde Henk graag iets geven.

Slide 10 - Question ouverte

Waarnaar verwijst het persoonlijke voornaamwoord in de tweede zin:
Van harte gefeliciteerd, Jasmijn! Je bent al 11 jaar.

Slide 11 - Question ouverte