hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2
Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter
Slide 1 - Diapositive
Wat viel je op aan deze tekst?
Slide 2 - Carte mentale
In deze les ga je leren:
wanneer je een punt . gebruikt, een ? of een !;
wanneer je een komma , gebruikt;
Slide 3 - Diapositive
Elke zin eindigt met een punt.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quiz
Waarom eindigt niet elke zin met een punt?
Slide 5 - Question ouverte
In welke zin kloppen de leestekens? Kies de goede zin.
A
Zet een uur voor het slapen je tv, computer, laptop en telefoon uit.
B
Zet een uur voor het slapen je tv computer laptop en telefoon uit.
C
Zet een uur voor het slapen je tv, computer, laptop, en telefoon uit.
Slide 6 - Quiz
Een komma gebruik je;
1. In opsommingen;
Geef mij maar patat, pizza of pannenkoeken.
Ik heb toetsen voor biologie, geschiedenis en aardrijkskunde.
Let op: voor ‘en’ of ‘of’ komt geen komma.
Slide 7 - Diapositive
Een komma gebruik je;
2. voor voegwoorden (omdat, daarom, tenzij, want):
Ik koop patat, omdat we dat thuis nooit eten.
Ik koop pannenkoeken, tenzij de pizza’s in de aanbieding zijn.
Slide 8 - Diapositive
Een komma gebruik je;
tussen twee werkwoorden die niet bij elkaar horen:
Omdat ik nog geen zestien ben, mag ik nog geen brommer.
Voordat je uit huis gaat, moet je eerst leren koken.
Slide 9 - Diapositive
Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin.
A
Op dat festival komen de beste boybands, zangtalenten en dj’s.
B
Op dat festival komen de beste boybands zangtalenten en dj’s.
C
Op dat festival komen de beste boybands, zangtalenten, en dj’s.
Slide 10 - Quiz
Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin
A
Het klinkt kinderachtig maar het is moeilijker dan je denkt.
B
Het klinkt kinderachtig, maar het is moeilijker dan je denkt.
C
Het klinkt kinderachtig maar, het is moeilijker dan je denkt.
Slide 11 - Quiz
Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin.
A
Ik kan prima slagen bij H&M, CoolCat, of Pull & Bear.
B
Ik kan prima slagen bij H&M, CoolCat of Pull & Bear.
Slide 12 - Quiz
Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin.
A
Sommige dieren die last van stress hebben worden getroost door soortgenoten.
B
Sommige dieren die last van stress hebben, worden getroost door soortgenoten.
Slide 13 - Quiz
Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin.
A
Jongeren die te kort hadden geslapen hadden meer last van stress.
B
Jongeren die te kort hadden geslapen, hadden meer last van stress.
Slide 14 - Quiz
Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin.
A
Dit boek vond ik minder omdat ik de humor miste.
B
Dit boek vond ik minder, omdat ik de humor miste.
Slide 15 - Quiz
Citaat
Als je letterlijk weergeeft wat iemand gezegd heeft (= citeren), dan plaats je die tekst tussen aanhalingstekens. Zo'n tekst noem je een citaat.
Slide 16 - Diapositive
Citaat
Citaten houden in principe hun leestekens, zoals hoofdletter, komma en punt.
Joost zei: ‘Ik houd van appeltaart, maar niet van carrotcake.’
Slide 17 - Diapositive
Aan de slag
Zelfstandig maken opdrachten hoofdstuk 2 hoofdletters en leestekens