Pronomina (possessief)

jij / je / u
mijn
jouw / je / uw
ik
hij / zij / ze
wij / we
zijn / haar
onze / ons
jullie
jullie
zij / ze
hun
possessief pronomen
singular
plural
gender neutraal
hen
hun
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2WOStudiejaar 6

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

jij / je / u
mijn
jouw / je / uw
ik
hij / zij / ze
wij / we
zijn / haar
onze / ons
jullie
jullie
zij / ze
hun
possessief pronomen
singular
plural
gender neutraal
hen
hun

Slide 1 - Diapositive

personaal pronomen
Ik
jij / je
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister je?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, ze, het / u -  altijd een  t
luisteren
singular
plural
gender neutraal
hen
luistert
singular

Slide 2 - Diapositive

Wij wonen nu in Asse.
... adres is Rozenstraat 8.
A
wij
B
ons
C
jullie
D
hun

Slide 3 - Quiz

Ik woon in Wemmel en
... broer woont in Leuven.
A
mijn
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 4 - Quiz

Mevrouw Jansen, gaat u
met ... dochter op vakantie?
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 5 - Quiz

Vera en Hilde, vertellen jullie
eens over ... vakantie?
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 6 - Quiz

Dit is Farah en ... achternaam
is Ahmany.
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 7 - Quiz

Herman, de docent,
spreekt met ... buurman

Slide 8 - Question ouverte

Wij komen uit Mexico
en ... cursus begint maandag.

Slide 9 - Question ouverte

Edith en Ning zitten met ...
docent in de kantine.

Slide 10 - Question ouverte

Theresa, woont ... familie ook in België?

Slide 11 - Question ouverte

Peter moet voor ... werk
naar Indonesië.

Slide 12 - Question ouverte

Herhaling van vorige lessen

Slide 13 - Diapositive

dagen van de week
Eergisteren was het ...
Gisteren was het ...
Vandaag is het ...
morgen is het ...
overmorgen is het ...
maandag
donderdag

Slide 14 - Diapositive

waar...
wanneer...
wat...

hoeveel...
ben je?
doe je?
zussen heb je?
eet je?
heb je les?
woon je?
ben je jarig?
begint de les?

Slide 15 - Question de remorquage

Wat doe je?

Ik doe ...
A
... om 18:00 uur.
B
... een spelletje.
C
... in mijn huis.
D
... mijn ouders.

Slide 16 - Quiz

Wanneer eet je?

Ik eet ...
A
... om 18:00 uur.
B
... drie maaltijden (meals).
C
... in de keuken.
D
... mijn ouders.

Slide 17 - Quiz

Waar ben je vandaag?

Ik ben ...
A
... dinsdag
B
... drie maaltijden (meals).
C
... in mijn huis.
D
... mijn ouders.

Slide 18 - Quiz

hoofdzin 
Hoe heet je zus of broer?

Slide 19 - Carte mentale

hoofdzin
Waar woon je?

Slide 20 - Carte mentale

Hoofdzin met inversie
Waar werk je?

Slide 21 - Carte mentale

vraagwoord-vraag
Stel een vraag.
(ask a question)

Slide 22 - Carte mentale

Slide 23 - Vidéo