Vul in. Kies uit: arbeid – bezit – primaire – overdrachten – secundaire
Nora werkt als kapper en heeft zo inkomen uit ........
Ze verhuurt een deel van haar kapperszaak aan een nagelstylist en ontvangt zo inkomen uit .........
Dit zijn allebei ..............inkomens. De kinderbijslag is een inkomen uit .............. Dit telt mee bij de ......... inkomens.
Slide 4 - Diapositive
H1 - Herhaling 3
Winkels van Ikea vind je aan de rand van de stad, waar veel ruimte is en je gratis kunt parkeren. Meubels van Ikea zijn relatief goedkoop. Dat kan doordat je ze zelf meeneemt en thuis in elkaar moet zetten.
A. Welke drie marketinginstrumenten gebruikt Ikea volgens de genoemde informatie? Licht bij elk je antwoord toe.
B. Noem de drie andere marketinginstrumenten
Slide 5 - Diapositive
H1 - Herhaling 4
Waarom zijn 65-plussers als doelgroep aantrekkelijk? Kies de juiste antwoorden.
Slide 6 - Diapositive
H1 - Herhaling 10
Bij lijn ?? heeft iedereen hetzelfde inkomen.
De inkomensverschillen zijn het grootste bij curve ??.
Slide 7 - Diapositive
H1 - Herhaling 17
Slide 8 - Diapositive
H1 - Herhaling 18
Kies wat oorzaken van inflatie kunnen zijn.
Lonen stijgen volgens de cao met 2,75%.
Bedrijven kunnen de vraag naar producten niet aan.
De belasting op energie stijgt met 6,2%.
De wereldmarktprijs van olie daalt.
Slide 9 - Diapositive
H1 - Herhaling 19
Slide 10 - Diapositive
H1 - Herhaling 20
Je maandloon was vorig jaar € 2.150. Door een loonstijging verdien je dit jaar € 2.248,90 per maand. De inflatie was in het afgelopen jaar 3,1%.
Bereken in procenten (op één decimaal):
de nominale stijging van je inkomen.
de reële stijging van je inkomen.
Slide 11 - Diapositive
H2 - Herhaling
Maak herhalingsopdrachten 4, 8, 9, 13, 15, 18, 19, 20
Slide 12 - Diapositive
H2 - Herhaling 4
Tom wil zijn motorboot over vier jaar vervangen door een betere. Hij heeft er een op het oog die € 48.000 kost. Zijn oude boot verwacht hij dan in te kunnen ruilen voor € 9.000.
Bereken welk bedrag Tom vanaf nu per maand moet reserveren.
Slide 13 - Diapositive
H2 - Herhaling 8
Elise heeft op een spaardeposito € 7.500 staan met een looptijd van vijf jaar. De rente is 1,9%.
Bereken met enkelvoudige rente het totale bedrag aan rente over de hele looptijd.
Slide 14 - Diapositive
H2 - Herhaling 9
Perr heeft € 5.400 op zijn spaarrekening met 0,8% rente.
Bereken met samengestelde rente welk bedrag na drie jaar op zijn spaarrekening staat.
Slide 15 - Diapositive
H2 - Herhaling 13
Joris koopt een nieuwe motor voor € 22.000. Hij krijgt door inruil van zijn oude motor € 5.000 terug. Het resterende bedrag leent hij.
Bereken de kredietkosten voor deze lening.
Slide 16 - Diapositive
H2 - Herhaling 15
Voor een lening kun je kiezen: wil je een persoonlijke lening of een doorlopend krediet?
Noem voor beide kredietvormen een voordeel en een nadeel.
Slide 17 - Diapositive
H2 - Herhaling 18
Slide 18 - Diapositive
H2 - Herhaling 19
Op je betaalrekening heb je een tegoed van € 45. Op je rekening ontvang je € 35 voor kleedgeld. Je betaalt met je pinpas een nieuwe trui van € 25 en in de kantine een broodje van € 2,50. Je poetst de auto en krijgt € 5 via een Tikkie.
Bereken je nieuwe saldo. Geef aan of het een credit- of debetsaldo is.
Slide 19 - Diapositive
H2 - Herhaling 20
Joshua wil een Playstation kopen. Hij vergelijkt op internet de prijzen ervan bij verschillende winkels.
Welke geldfunctie herken je?
Slide 20 - Diapositive
Aan de slag!
Maken herhalingsopdrachten 3, 4, 5, 6, 10, 12, 23.
Slide 21 - Diapositive
Dividend
Dat is de winstuitkering voor aandeelhouders.
Hoe hoger de winst, hoe hoger het dividend kan zijn.
Het dividend is inkomen uit bezit.
Slide 22 - Diapositive
H3 - Herhaling 3
Vrachtwagenfabrikant DAF heeft personeel met een contract voor onbepaalde tijd. Als de productie toeneemt, huurt DAF uitzendkrachten in.
Wat zijn bij DAF de vaste loonkosten en wat zijn variabele loonkosten?
Slide 23 - Diapositive
H 3 - Herhaling 4
Een bezorgdienst schaft een elektrische truck aan voor € 95.750. De bezorgdienst verwacht de truck vijf jaar te gebruiken en hem daarna in te ruilen voor € 24.500.
-Bereken de jaarlijkse afschrijving.
-Bereken de waarde van de truck na drie jaar.
Slide 24 - Diapositive
H 3 - Herhaling 5
In een kledingfabriek zijn de vaste kosten € 980.000 per jaar. Vorig jaar produceerde de fabriek 750.000 shirts. De variabele kosten waren € 370.000.
-Bereken de kostprijs per shirt.
-Dit jaar daalt de productie naar 700.000 shirts. De variabele kosten zijn nu € 336.000. Bereken de nieuwe kostprijs per shirt.
Slide 25 - Diapositive
H 3 - Herhaling 6
Een scooterhandel koopt een Piaggio in voor € 975. De brutowinstmarge is 45%, de btw 21%.
-Bereken de consumentenprijs van deze scooter.
Slide 26 - Diapositive
H 3 - Herhaling 8
Ray heeft een bloemenkraam. Hij verkoopt deze maand 1.750 boeketten voor gemiddeld € 8,50 per stuk. De totale inkoopwaarde ervan bedroeg € 9.680. De bedrijfskosten waren deze maand € 5.778.
-Bereken het nettoresultaat. Zet erbij of dat winst of verlies is.
Slide 27 - Diapositive
H 3 - Herhaling 10
Een fabrikant van elektrische fietsen produceert 650.000 fietsen per jaar. Er werken veertig mensen.
-Bereken de arbeidsproductiviteit per week.
Door de aanschaf van een robot, neemt de jaarlijkse productie met 10% toe. Tegelijk wordt 10% van het personeel ontslagen.
-Bereken de arbeidsproductiviteit per week na aanschaf van de robot. Rond af op een heel aantal.
Slide 28 - Diapositive
H 3 - Herhaling 12
Een scooterfabriek is veertig uur per week in bedrijf. De productie is 8.500 scooters per week. De directie besluit om de productie vier uur per week langer door te laten gaan.
-Bereken wat nu de productie per week is.
Slide 29 - Diapositive
H 3 - Herhaling 23
Een beperkt aantal landen in de wereld produceert en exporteert olie.
Kies het juiste antwoord.
De oliemarkt is een monopolie/oligopolie met een heterogeen/homogeen product