Week 4 2B

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Vandaag

• Jullie mogen nog leren voor het SO begint!!

Spelregels SO

Niet praten en spieken - cijfer 1

Als je een vraag hebt steek je je vinger op

Ben je klaar? Steek je vinger op dan kom ik je SO ophalen

Als je klaar bent mag je stil iets voor je zelf doen

Vandaag

Huiswerk nakijken

Kort herhalen 1.1 + 1.2

Opdracht 20 - figuur 3

Mo wil minimaal een half uur bellen. De rest gebruikt hij voor uitgaan. Hoeveel avonden kan hij uit?

Opdracht 20 a - figuur 3

Mo wil minimaal een half uur bellen. De rest gebruikt hij voor uitgaan. Hoeveel avonden kan hij uit?

2 keer!

Opdracht 20 b - figuur 3

Tim wil maximaal uitgaan en minimaal een kwartier bellen. Hoe vaak kan Tim uit?

Opdracht 20 b - figuur 3

Tim wil maximaal uitgaan en minimaal een kwartier bellen. Hoe vaak kan Tim uit?

2 keer!

Opdracht 20 c - figuur 3

Je belt een uur. Bereken of je volledige budget gebruikt is.

Opdracht 20 c - figuur 3

Je belt een uur. Bereken of je volledige budget gebruikt is.

Nee want een uur is 4 kwartier. 4 x 5 = €20,00 Het inkomen is €45,00. Je hebt €25,00 over voor uitgaan.

Opdracht 21 a

De budgetlijn is een voorbeeld van een model.

Wat kun je leren met dit model?

Opdracht 21 a

De budgetlijn is een voorbeeld van een model.

Wat kun je leren met dit model?

Met dit model kun je aangeven wat de verhouding is tussen de uitgaven van uitgaan en bellen.

Opdracht 21 b

De budgetlijn is een voorbeeld van een model.

Beschrijf twee beperkingen van het model 'budgetlijn'.

Opdracht 21 b

De budgetlijn is een voorbeeld van een model.

Beschrijf twee beperkingen van het model 'budgetlijn'.

1. De keuze is beperkt tussen twee producten.
2. Je kijkt alleen naar de twee producten, andere factoren die van invloed zijn op je keuze, laat je buiten beschouwing.

Opdracht 22

Per jaar kun je €120 uitgeven aan concerten en bioscoop. Een concert kost gemiddeld €40. De bioscoop kost €7,50.

Stel de formule op van de budgetlijn en teken de budgetlijn.

Budgetlijn tekenen

1. Teken een assenstelsel met op de y-as skins en op de x-as gliders. 
2. Vul de formule in.
3. Bereken het aantal skins bij x = 0
4. Bereken het aantal gliders bij y = 0
5. Teken de punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn.

Opdracht 22

1. Teken assenstelsel
2. Formule 120 = 7,5x + 40y 
3. Bioscoop bezoek x = 0 -> 120 = 7,5x × 0 + 40y -> y = 3
4. Concerten y = 0 -> 120 = 7,5x + 40 × 0 -> x = 16
5. Teken de punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn.

Opdracht 23a

Loes en Bibi gaat samen op vakantie. Ze hebben in totaal €1500 te besteden.  Ze besteden hun geld aan eten (€40 per keer) of bezoek aan musea ( €25 per keer).

Teken de budget lijn. Noem deze lijn a.

Opdracht 23a

1. Teken assenstelsel
2. Formule 1500= 40x + 25y
3. Eten x = 0 -> 1500 = 40 x 0 + 25y -> y =60
4. Musea y = 0 -> 1500= 40x + 25 x 0 -> x =37,5
5. Teken de punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn. Noem de lijn a.

Opdracht 23b

Bibi verliest haar portemonnee en hierdoor zijn de meiden €150 van hun budget kwijt. Teken opnieuw de budgetlijn. Noem deze lijn b.

Opdracht 23b

1. Assenstel heb je!
2. Formule 1350= 40x + 25y
3. Eten x = 0 -> 1350 = 40 x 0 + 25y -> y =54
4. Musea y = 0 -> 1350= 40x + 25 x 0 -> x =33,75
5. Teken de punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn. Noem de lijn b.

Opdracht 23c

Bibi wilt u alleen nog maar in goedkopere restaurants eten (€30 per keer) om geld te besparen. Teken de nieuwe budgetlijn. Noem deze lijn c.

Opdracht 23b

1. Assenstel heb je!
2. Formule 1350= 30x + 25y
3. Eten x = 0 -> 1350 = 30 x 0 + 25y -> y =54
4. Musea y = 0 -> 1350= 30x + 25 x 0 -> x =45
5. Teken de punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn. Noem de lijn c.

SO

 Woensdag 20 september

1e uur

Begrippen definities

blz 26+27

Samenvatting H1.1&1.2

Begrippen H1.1&1.2

Leerdoelen herhalen van 1.1 + 1.2

Ik ken de begrippen van hoofdstukken 1.1 en 1.2

Wat zijn behoeften?

1. Kopen van goederen of diensten
2. Tastbare producten
3. Alles wat je graag wilt hebben of nodig hebt
4. Spullen die je voor jezelf koopt

Wat zijn goederen?

1. Tastbare producten
2. Producten en diensten
3. Activiteiten waarmee je iemands behoefte voorziet
4. Spullen die je koopt voor jezelf

Alternatief aanwendbaar is...

1. Een middel
2. De mogelijkheid hebben om een middel voor verschillende dingen in te zetten
3. Kopen van goederen en diensten door een gezinshuishouding om behoefte te vervullen.
4. Vaak grote uitgaven die je af en toe hebt.

Wat is de definitie van 'consumeren'?

1. Kopen van goederen en diensten door een gezinshuishouding om behoeften te vervullen
2. Alledaagse uitgaven voor het huishouden
3. Alles wat je graag wilt hebben
4. Eten en drinken

Wat betekent het begrip 'vaste lasten'?

1. Kosten die je onregelmatig maakt
2. Alledaagse uitgaven voor het huishouden
3. Het geld dat je besteed aan consumeren
4. Kosten die betaalt met vaste regelmaat

Incidentele uitgaven zijn...

1. Kosten die je betaalt
2. Uitgaven die je regelmatig hebt
3. Vaak grote uitgaven die af en toe doet. Meestaal reserveer je hiervoor
4. Alledaagse uitgaven

Een overzicht van inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode heet een...

1. begroting
2. budget
3. budgetlijn
4. model

Het geld dat binnenkomt voor je huishouden is het..

1. budget
2. inkomen
3. consumptie
4. overdrachtsinkomen

SO

 Woensdag 20 september

1e uur

Begrippen definities

blz 26+27

Samenvatting H1.1&1.2

Begrippen H1.1&1.2