MW12 KGT3 H5 gelijkvormigheid

• gelijkvormigheid
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 5 gelijkvormigheid

Evenwijdig

Evenwijdig

• Twee lijnen die elkaar nooit zullen snijden
• Lopen gelijk aan elkaar
• p // q
• > >

Evenwijdige lijnen zijn

1. c en d
2. a en b
3. c en b
4. a en d

Wat gebruik je voor evenwijdig?

1. 
2. 
3. 
4. 

Op een zonnige dag ga je een stukje lopen. (Hoe) verandert je schaduw?

1. De kleur wordt donkerder
2. Je schaduw verandert niet
3. Als je in de richting van de zon loopt, wordt je schaduw korter
4. Hoe langer je loopt, hoe langer je schaduw

Welke lichtbron geeft de schaduw bij de paaltjes?

1. De lantaarnpaal
2. Een autolamp
3. De zon
4. Een bouwlamp

10.
Deze schaduwen horen bij...

1. De zon.
2. Een lantaarnpaal.
3. Dat kun je niet weten.

De zon schijnt en geeft schaduw bij de paaltjes. Hoe teken je
de andere schaduwen?

1. Door een streep op de grond te zetten bij de paaltjes
2. Door loodrecht de lijnen langs de andere lijnen te tekenen
3. maakt niet uit, gewoon tekenen langs de paaltjes
4. lijnen tekenen langs de paaltjes die allemaal evenwijdig zijn aan elkaar.

• Driehoek PQR is een vergroting van driehoek ABC.
• De driehoeken hebben precies dezelfde vorm. 
  
• --> We noemen ze daarom gelijkvormig
• De hoeken met gelijke cirkels noem je overeenkomstige hoeken

Welke hoek is de overeenkomstige hoek van hoek F?

1. A
2. B
3. C
4. D

Sleep de zijde naar de overeenkomstige zijde 

AB

BC

AC

De driehoeken zijn gelijkvormig.
Welke zijde hoort bij BC?

1. AC
2. PQ
3. PR
4. QR

Driehoek ABC en driehoek CDE zijn gelijkvormige driehoeken

Welke twee driehoeken zijn gelijkvormig?

1. driehoek KMNP en driehoek LNP
2. driehoek KLM en driehoek LNP
3. driehoek KMP en driehoek KLP
4. driehoek KNM en driehoek LNP

Welke zijde is overeenkomstig met zijde NP?

1. KM
2. LP
3. LM
4. KL

Welke zijde is overeenkomstig aan de zijde waarvan de maat bekend is in driehoek DEF?

1. AB
2. BC
3. AC
4. DE

De factor berekenen

1. Zet de driehoek met de meeste informatie vooraan
2. Bereken de factor met de overeenkomstige zijden waar informatie over is. 
3.          8   x   ...factor...  = 12
   
4. factor = 12 : 8 = 1,5 

x .....

Met welke twee zijden kun je de factor berekenen?

1. KL en LM
2. KL en KP
3. KM en KQ
4. KM en QK

Hoe bereken je de factor?

1. 8 : 24 = 0,33..
2. 36 : 8 = 4,5
3. 24 : 8 = 3
4. 8 : 36 = 0,22...

• De factor = 12 : 8 = 1,5
• PQ                    x 1,5                       PR

                                        

•  PT                   x 1,5                     PS  
• 6                     x1,5                       9  

x1,5

Met welke factor moet je rekenen bij deze driehoeken?

1. 9 : 10 = 0,9
2. 9 : 6 = 1,5
3. 12 : 9 = 1,33..
4. 9 :12 = 0,75

Hoe groot is zijde DF?

x 0,75

1. DF = 12 x 0,75 = 9
2. DF = 10 x 0,75 = 7,5
3. DF = 6 x 0,75 = 4,5
4. DF = 10 : 0.75 = 13,33..

Welke van de twee driehoeken moet je altijd vooraan zetten?

1. De kleinste driehoek
2. De grootste driehoek
3. De driehoek met de meeste informatie
4. De driehoek met de minste informatie

Welke factor hoort bij deze driehoeken?

1. 2,5 : 15 = 0, 166..
2. 15 : 2 = 7,5
3. 15 : 2,5 = 6
4. 2,5 : 2 = 1,25

Hoe lang is zijde DB?

?

Aan de slag met:

 Hoofdstuk 5 opgaven G1 t/m G5