past continuous, duurvorm van de verleden tijd

Past simple vs past continuous
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Past simple vs past continuous

Slide 1 - Diapositive

Doel ...
Ik herken de verleden tijd. Ik kan onderscheid maken tussen een past simple en een past continuous. Ik weet wanneer iets een momentopname was of wanneer iets langer heeft geduurd in het verleden.
Ik weet hoe en wanneer ik de past continuous en de past simple het moet toepassen.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Duurvorm van de verleden tijd/Past continuous

 

Als je wilt zeggen dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was gebruik je de duurvorm van de verleden tijd. In het Nederlands zeg je vaak 'was/waren aan het koken' of 'zij zaten te praten'

Slide 4 - Diapositive

Duurvorm van de verleden tijd

I was playing a game in my room.

Ik was een spelletje aan het spelen in mijn kamer.

She was talking to her friend.

Ze was aan het praten met haar vriend.

We were cooking dinner.

Slide 5 - Diapositive

Dus onthoud dit: 
Je maakt de vorm door eerst te kiezen uit was of were
I was
He was
She was 
It was
En daarna schrijf je het werkwoord op en zet je er ing achter!

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

They ............ (kiss)
A
was kissing
B
were kissing
C
was kiss
D
were kiss

Slide 8 - Quiz

He ....... (eat)
A
was eat
B
were eat
C
was eating
D
were eating

Slide 9 - Quiz

Peter and Sam ...... (dance)
A
was dance
B
were dance
C
was dancing
D
were dancing

Slide 10 - Quiz

We .... (talk)
A
were talk
B
was talk
C
were talking
D
was talking

Slide 11 - Quiz

Oefenen -ing achter het ww zetten, let op de spelling

Slide 12 - Diapositive

Oefenen met het zelf maken van de past continuous

Slide 13 - Diapositive

Past Continuous
was
                                   of        +  ww   +  ing
were

He was cleaning the house.

Slide 14 - Diapositive

Bij welke personen gebruik je 'was' en bij welke personen gebruik je 'were'?

Slide 15 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de past simple (verleden tijd)?

Slide 16 - Question ouverte

Past Continous en Past Simple




Past Continuous = al aan de gang ( lang)
Past Simple = iets gebeurde (kort)

Slide 17 - Diapositive

Past continuous vs Past simple
    We were baking pie, while Jim arrived.  
     She was panicking, when she heard the bad news.
I was travelling to Africa, when Julie tried to call me.

Slide 18 - Diapositive

We ______
(watch) TV when we ______
(hear) a loud noise.
A
were watching - heared
B
was watching - heared
C
were watching - heard
D
was watching - heard

Slide 19 - Quiz

Last year I _____
(visit) Paris and Rome.
A
was visiting
B
visited
C
were visiting
D
visitted

Slide 20 - Quiz

He ____
(work) in the garden when he _____
(find) the money.
A
were working - finded
B
worked - was finding
C
was finding - works
D
was working - found

Slide 21 - Quiz

Past simple or Past continuous?

I was having a shower.
A
Past simple
B
Past continuous

Slide 22 - Quiz

Was Andrew playing computer games?
A
Past Continuous
B
Simple Past

Slide 23 - Quiz

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Past continuous

Slide 24 - Quiz

Dus......wanneer gebruik je de past continuous

Slide 25 - Question ouverte

Dus....hoe maak je de past continuous?

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Lien

Slide 28 - Lien

Slide 29 - Lien

Slide 30 - Lien

Slide 31 - Diapositive