§1.2 Fossiele brandstoffen

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

Fossiele brandstoffen

Planning

- Uitleg §1.2

- Video's

- Opdrachten maken

Fossiele brandstoffen

Fossiele brandstoffen

Fossiele brandstoffen zijn: steenkool, aardolie en aardgas. Deze producten zijn gevormd in miljoenen jaren uit resten van planten en bomen. Dit type brandstof raakt een keer op.

Ontstaan van steenkool

Het veen (plantenresten) wordt bedekt met lagen klei en zand in de loop der tijd (miljoenen jaren). 

Deze lagen waren soms wel meters dik, waardoor de plantenresten steeds meer samen werden gedrukt en de temperatuur toenam. Door deze toename in temperatuur ontsnapt er gas, met als gevolg dat de koolstof (CO) toenam. De turf verandert door dit proces in bruinkool.

Omdat de druk en temperatuur blijft toenemen in de bodem, verandert bruinkool in steenkool.

Aardgas 

In het proces waarin steenkool wordt gevormd, komt ook aardgas vrij. 

Aardgas kan enkel opgevangen worden in de ruimte tussen zandkorrels: ook wel poriën genoemd. Noodzakelijk voor het vasthouden van dit gas is een afsluitende laag nodig: bijvoorbeeld een zoutlaag of kleilaag. Op deze manier kan het gas niet verder in de bodem omhoog en blijft het bewaard tussen de poriën van zandkorrels.

• In Nederland gebruiken we dit aardgas als 
  

energiebron, voor de opwekking van elektriciteit

en om bijvoorbeeld op te koken.

Aardolie

Voor het ontstaan van olie heb je de volgende aspecten nodig:

• Ondiepe zee
• En micro-organismen (plankton). Als dit planton doodgaat zakken ze naar de bodem van de zee. Daar worden ze bedekt met lagen zand, grind en klei. Door de druk op deze aardlagen, neemt de temperatuur toe in de laag met het dode plankton. De combinatie van de hoge druk en temperatuur verandert het dode plankton in aardolie. 

Ook in dit proces kan aardgas vrijkomen. Maar ook hier is het belangrijk dat er een ondoordringbare laag (zout of klei) boven het gas zit, zodat deze niet kan ontsnappen. 

Opdracht 

Maak de volgende opdrachten van §1.2 in je werkboek:

2, 3, 5 en 8