2HV - les 21

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Toetsweek
  3. Gustar
  4. Ser vs. Hay
  5. Kahoot!
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Toetsweek
  3. Gustar
  4. Ser vs. Hay
  5. Kahoot!

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Aan het einde van deze les ben je in staat om de werkwoorden "gustar", "ser", en "hay" te herhalen en deze correct toe te passen in de toets. 
  • Aan het einde van deze les kun je de vocabulaire lijst van U3 en U4 gebruiken om zinnen te vertalen. (NL-SP)






Slide 2 - Diapositive

Controlamos los deberes
Voca Unidad 3 1-90 NL-SP
Voca Unidad 4 1-90 NL-SP

Slide 3 - Diapositive

¿Te gusta el español?
1. A ellos _____________________________(gustar) el español.
2. A tí no_______________________________(gustar) las pizzas.
3. A Ricardo y a mí no __________________________(gustar) la paella.
4. A vosotros ______________________(gustar) los postres.
5. Ik vind pizza's lekker.
6. Wij houden van Spaans.
7. Ana en Juan vinden paella lekker.
8. ¿Houden jullie van het toetje?



Slide 4 - Diapositive

¿Te gusta el español?
1. A ellos les gusta el español.
2. A tí no te gustan las pizzas.
3. A Ricardo y a mí no nos gusta la paella.
4. A vosotros  os gustan los postres.
5. Me gustan las pizzas.
6. Nos gusta el español.
7. A Ana y a Juan les gusta la paella.
8. ¿Os gusta el postre?

Slide 5 - Diapositive

GUSTAR

Slide 6 - Diapositive

1.  te gusta (werkwoord) 
2. les gusta (werkwoord) 
3. les gusta (enkelvoud) 
4. les gusta (werkwoord) 
5. le gusta (werkwoord) 
6. me gusta (werkwoord)

Slide 7 - Diapositive

Hay vs. Ser
Hay = er is / er zijn
- heeft maar 1 vervoeging
- hoeveelheden (getallen, veel, weinig, etc)
- onbepaalde lidwoorden

Ser = zijn -> soy, eres, es, somos, sois, son
- vaste eigenschappen.
- Identiteit (nationaliteit, geslacht, beroep en afkomst)
- Tijd, datums, dagen en gebeurtenissen 
- Waarvan iets gemaakt is, iemand zijn eigendom   

Slide 8 - Diapositive

Kies uit Ser en Hay
  1. ..... muchos alumnos en la clase (.... veel leerlingen in de klas)
  2. Tú ..... la amiga de Susana              (Jij .... de vriendin van S)
  3. Ana ... española                                   (Ana ... Spaanse)
  4. ..... tres manzanas en la mesa       (... drie appels op de tafel)
  5. ..... las dos y media                             (.... half twee)
  6. ..... muchos deberes                          (..... veel huiswerk)
  7. Juan y tú ..... amigos                          ( Juan en jij .... vrienden)

Slide 9 - Diapositive

Antwoorden
  1. HAY muchos alumnos en la clase
  2. ERES la amiga de Susana
  3. Ana ES  española
  4. HAY tres manzanas en la mesa
  5. SON las dos y media
  6. HAY muchos deberes
  7. Juan y tú SOIS amigos 

Slide 10 - Diapositive

Vertaal naar het Spaans
  1. Er zijn veel  kippen
  2. Er is een diner
  3. Er zijn 9 uien
  4. Er is een toetje
  5. Er zijn peren
  6. Er zijn veel drankjes

Slide 11 - Diapositive

Vertaal naar het Spaans
  1. Er zijn veel  kippen           -->         HAY MUCHOS POLLOS
  2. Er is een diner                    -->         HAY UNA CENA
  3. Er zijn 9 uien                       -->         HAY NUEVE CEBOLLAS
  4. Er is een toetje                   -->         HAY UN POSTRE
  5. Er zijn peren                        -->         HAY PERAS
  6. Er zijn veel drankjes         -->         HAY MUCHAS BEBIDAS

Slide 12 - Diapositive

11

Slide 13 - Vidéo

Trabajamos ONLINE

1. Ga naar de LEERMIDDELEN in magister

2. Ga naar compañeros 

3. Klik aan: compañeros huiswerk

4. Klik aan: H4 

5. Klik aan: 4.5 evaluación

6. Maak: alle opdrachten

Slide 14 - Diapositive

GUSTAR
Voor wat gebruik je de werkwoord "gustar"?

Vervoeg het meewerkend voorwerp en GUSTAR : A Ruben ...... todos los deportes. 

Geef alle vervoegingen van het meewerkend voorwerp. 

Hoeveel vervoegingen zijn er van GUSTAR?

Vervoeg het meewerkend voorwerp en GUSTAR : A Pedro ........ leer. 
SER EN HAY
Wat betekent "ser"?

Geef het juiste werkwoord + vervoeging in deze zin:  No .... clases hoy.

wanneer gebruik je "ser"?

Geef het juiste werkwoord + vervoeging in deze zin:  Ana ...... española

Wanneer gebruik je "hay"?

Geef het juiste werkwoord + vervoeging in deze zin: No .... examen hoy.


Slide 15 - Diapositive

00:15
welke vorm van gustar zegt Eva?
A
me gusta
B
le gustan
C
te gustan
D
te gusta

Slide 16 - Quiz

00:24
¿Cuál es la especialidad de Eva?
¿Qué significa "especialidad?

Slide 17 - Question ouverte

00:36
Wat zou "pepino" zijn?

Slide 18 - Question ouverte

00:48
Escribe 4 ingredientes de esta receta

Slide 19 - Question ouverte

00:59
Hoeveel mensen kunnen van dit recept eten?
A
3
B
4
C
14
D
geen idee

Slide 20 - Quiz

01:34
met welk ingrediënt begint Eva?

Slide 21 - Question ouverte

02:30
wat is "un diente de ajo"?

Slide 22 - Question ouverte

03:39
Welke drie ingrediënten gaan er als laatste bij?
A
Brood, zout en olijfolie
B
olijfolie, azijn en suiker
C
olijfolie, peper en zout
D
olijfolie, azijn en zout

Slide 23 - Quiz

04:03
Ze zegt: "Es muy fácil"...
wat bedoelt ze?

Slide 24 - Question ouverte

04:36
Kennelijk ging er iets mis bij de het maken van de Gazpacho... Wat?

Slide 25 - Question ouverte

04:41
¿Te gusta el Gazpacho?
NO
NO SÉ, NUNCA HE PROBADO GAZPACHO

Slide 26 - Sondage

Deberes
ESTUDIAR (=leren):

Alles voor de toets in de proefwerkweek

Slide 27 - Diapositive