Kapitel 3, Lektion 3

Lernziele (A1)
Je kunt informatie geven over jezelf
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lernziele (A1)
Je kunt informatie geven over jezelf

Slide 1 - Diapositive

der Apfelstrudel - die Banane - die Birne - der Fisch - die Gemüsesuppe - die Nudeln - die Pizza - der Saft - die Torte - das Wiener Schnitzel. 
1. Was möchtest du trinken?      Ich möchte gerne _________. 
2. Was für Obst möchtest du essen?     Ich möchte gerne _______.
3. Welches Dessert möchtest du?     Ich möchte gerne ______. 
4. Nimmst du eine Vorspeise?     Ja, ich nehme ______. 
5. Was nimmst du als Hauptspeise?    Ich nehme _______.
6. Welches Obst isst du am liebsten?    Ich esse am liebsten ____.
7. Was isst du oft abends?    Abends esse ich oft ______. 

Slide 2 - Diapositive

Im Restaurant 

Slide 3 - Diapositive

Frittatensuppe
A
Herr Alexander
B
Peter

Slide 4 - Quiz

Grießnockerlsuppe
A
Herr Alexander
B
Peter

Slide 5 - Quiz

Schweinsbraten mit Sauerkraut und Knödel
A
Herr Alexander
B
Peter

Slide 6 - Quiz

Frankfurter Würstel mit Pommes frites
A
Herr Alexander
B
Peter

Slide 7 - Quiz

Palatschinken
A
Herr Alexander
B
Peter

Slide 8 - Quiz

Sachertorte mit Schlagobers
A
Herr Alexander
B
Peter

Slide 9 - Quiz

Suche die Übersetzung der Sätze im Text 

Slide 10 - Diapositive

Ik neem als voorgerecht een soep.

Slide 11 - Question ouverte

Ik wil graag de menukaart.

Slide 12 - Question ouverte

Kunt u ons een lepel brengen, alstublieft?

Slide 13 - Question ouverte

Kunt u misschien iets langzamer spreken?

Slide 14 - Question ouverte

Nee, het spijt me.

Slide 15 - Question ouverte

Sorry, ik begijp u niet.

Slide 16 - Question ouverte

Wat zegt u? Kunt u dat nog eens zeggen?

Slide 17 - Question ouverte

Eet smakelijk!

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Voor de volgende keer:
Bereite einen Vortrag vor:
  • wat je lievelingseten is;
  • wat je lievelingsdrankje is;
  • wat je graag eet en wat je absoluut niet lust;
  • wat je graag drinkt en wat je nooit (=nie) drinkt;
  • welke groente je graag en niet graag eet; 
  • welk fruik je lekker vind of niet. 


Slide 20 - Diapositive