Cette leçon contient 50 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
H4
moleculaire stoffen
Slide 1 - Diapositive
VANDERWAALSKRACHTEN
De krachten tussen de moleculen (in moleculaire stoffen) noem je Vanderwaalskrachten
Hoe sterker de kracht, hoe hoger het kookpunt
Slide 2 - Diapositive
VANDERWAALSBINDING
Het resultaat van de Vanderwaalskracht noemen we de Vanderwaalsbinding.
Dus:
Grote vanderwaalskracht, sterkere Vanderwaalsbinding
Slide 3 - Diapositive
VANDERWAALSKRACHTEN
Allemaal: C5H12
Hoe groter het contactoppervlak, hoe hoger het kookpunt
Slide 4 - Diapositive
VANDERWAALSKRACHTEN
Wat bepaalt de sterkte van deze kracht?
Massa van het molecuul
Contactoppervlak tussen de moleculen
Slide 5 - Diapositive
Van der Waals kracht
In de vaste fase en de vloeibare fase zitten de moleculen in een stof dicht op elkaar doordat ze elkaar aantrekken.
Deze aantrekkingskracht heet de vanderwaalskracht.
Door de vanderwaalskracht ontstaat een binding die de vanderwaalsbinding heet.
Als je de temperatuur van een stof verhoogt, gaan de moleculen sneller bewegen. Als een stof verdampt, wordt de vanderwaalsbinding verbroken en komen de moleculen los van elkaar.
Slide 6 - Diapositive
vanderwaalskrachten
-De vanderwaalsbinding wordt verbroken als een stof verdampt of sublimeert
-Als een stof oplost worden de vanderwaalsbindingen tussen de moleculen van de stof en die van het oplosmiddel verbroken.
-Er worden nieuwe vanderwaalsbindingen gevormd tussen de moleculen van de opgeloste stof en de moleculen van het oplosmiddel
Slide 7 - Diapositive
Polaire atoombinding
De elektronen zitten liever bij het N-atoom en bij het O-atoom. Hierdoor worden deze atomen “delta” negatief.
De waterstofatomen die aan het ”delta” negatief atoom vast zitten worden “delta” positief.
Moleculen met OH- en/of NH groepen hebben dus extra bindingen genaamd Waterstofbruggen
Moleculen met een polaire atoombinding > kookpunt
Slide 8 - Diapositive
Polaire atoombinding
één atoom trekt harder aan elektronenpaar dan andere atoom
Hierdoor wordt ene atoom beetje positief en andere atoom een beetje negatief
Molecuul met één of meer polaire atoombindingen heet een dipoolmolecuul of dipool als er een kant is
Polaire stoffen: stoffen die uit dipoolmoleculen bestaan.
δ−enδ+
Slide 9 - Diapositive
Waterstofbrug
Een watermolecuul bestaat uit een negatief deel (het O-atoom) en een positief deel (het H-atoom). Positief en negatief trekt elkaar aan.
De binding die dan ontstaat heet een
waterstofbrug.Een waterstofbrug
wordt getekend als een stippellijn.
Slide 10 - Diapositive
De waterstofbrug in andere moleculen
Waterstofbrug
De O of N van een OH of NH groep wordt aangetrokken door de H van een OH of NH groep
Slide 11 - Diapositive
-Het aantal waterstofbruggen heeft een grote invloed op het kookpunt. Hoe meer waterstofbruggen per molecuul, hoe hoger het kookpunt.
-De waterstofbrug is veel sterker dan de vanderwaalsbinding en zorgt voor een verhoogd kookpunt.
Slide 12 - Diapositive
Mesoniveau: tussen macro- en microniveau in
Niveau tussen macro- en microniveau in
IJs heeft hogere dichtheid dan water
Komt omdat op mesoniveau er een structuurvormt
Slide 13 - Diapositive
Hydrofiel/hydrofoob
Heeft een molecuul een OH of een NH groep
--> Hydrofiele stof
Andere groepen --> hydrofobe stof
Hydrofiel + hydrofiel = goed
Hydrofoob + hydrofoob = goed
Hydrofiel + hydrofoob = slecht
Slide 14 - Diapositive
Oplossing
Oplosmiddel: devloeibare stof waarin je een stof oplost. (bv water)
Oplosbaarheid: Hoeveelheid stof die maximaal oplost bij 20 graden celcius.
verzadigde oplossing: Maximale hoeveelheid is opgelost.
Slide 15 - Diapositive
Verzadigde oplossing
dan kan er geen stof meer oplossen.
de maximale oplosbaarheid is bereikt.
als je het oplosmiddel verwarmt gaat de oplosbaarheid van de vaste stof omhoog.
Slide 16 - Diapositive
ijklijn
- metingen met verschillende
bekende waarden uitzetten
- Je creëert een lijn waarin je het
verband ziet (hier hoeveel suiker
oplost tov watertemperatuur)
- Je kunt nu een onbekende meting
in de lijn invullen en aflezen
Slide 17 - Diapositive
Andere mengsels:
Mist/ Nevel / Aerosol
Rook
Schuim
Legering
Vaste stoffen mengsel
Gasmengsel
Slide 18 - Diapositive
Mengsel
Mengsels
3 Soorten mengsels
Oplossing
Suspensie
Emulsie
Slide 19 - Diapositive
Percentage rekenen
Percentage rekenen
- Volumepercentage bij vloeistoffen en gassen
- Massapercentage bij vaste stoffen
Slide 20 - Diapositive
H4.4 percentage, ppm en pub
Slide 21 - Diapositive
percentage, ppm, ppb
je moet ermee kunnen rekenen formule of verhoudingstabel!
Slide 22 - Diapositive
H5
Zouten
Slide 23 - Diapositive
Ionbinding
Aantrekking tussen + en - ionen noem je de ionbinding.
In zout zijn ionen gerangschikt in een ionrooster.
Slide 24 - Diapositive
Zouten in water
Binding tussen Na+ en Cl- heet een ionbinding
Vele malen sterker dan VdW-binding
Bij oplossen van een zout in water worden de ionbindingen verbroken
Het ionrooster wordt dan ook verbroken
Slide 25 - Diapositive
Ionbinding
Een zout bestaat uit positieve en negatieve ionen. Deze ionen samen vormen een ionrooster. De bindingen tussen de ionen heten ionbindingen. Een ionbinding is een zeer sterke binding.
Slide 26 - Diapositive
Vorming van een zout
Na atoom heeft 1 valentie-elektron die hij af kan staan aan chloor
Na atoom wordt Na+-ion
Cl heeft plek voor een extra valentie-elektronen van Na atoom
Wordt zelf Cl- -ion
Na+ ionen en Cl- ionen trekken elkaar sterk aan. Ze vormen een rooster dit noem je ionrooster.
Slide 27 - Diapositive
Ionen
-Ionen die uit één atoomsoort bestaan noem je enkelvoudige ionen.
-Positieve enkelvoudige ionen ontstaan uit metaalatomen doordat ze één of meerdere elektronen afstaan.
-Negatieve enkelvoudige ionen ontstaan uit niet-metaal atomen doordat ze één of meerdere elektronen open,en
Slide 28 - Diapositive
Enkelvoudige
ionen
Slide 29 - Diapositive
Namen samengestelde ionen
Samengestelde ionen hebben een vaste naam:
BINAS 66B of leren!
Slide 30 - Diapositive
Samengestelde ionen
Slide 31 - Diapositive
samengestelde ionen
Samengesteld ion bestaat uit meerdere atoomsoorten aan elkaar vast. En is dus ontstaan vanuit een verbinding.
De lading geeft in dit geval aan hoeveel elektonen het samengestelde ion in totaal te veel of te weinig heeft.
Het amoniumion NH4+ is het enige positief geladen samengesteld ion.
De formule van een zout noem je niet een molecuulformule maar een verhoudingsformule
Slide 32 - Diapositive
Namen van zouten
De systematische naam van een zout is afgeleid van de namen van de ionen waaruit het zout is opgebouwd.
Die namen worden aan elkaar gekoppeld, waarbij de naam van het positieve ion altijd voorop staat.
Dat levert dan de naam van het zout op.
Zie tabel 5.5
Slide 33 - Diapositive
Uitlegfilmpje
In het filmpje op de volgende slide zie je hoe je een verhoudingsformule opstelt met een samengesteld ion.
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Vidéo
Oplossen van zouten in water
bij het oplossen omringen watermoleculen de ionen,
we noemen dat hydratatie
Slide 36 - Diapositive
Een zout oplossen
Zout oplossen in water
dan valt het uiteen
in ionen:
Slide 37 - Diapositive
Het opstellen van een oplosvergelijking:
In een oplosvergelijking zet je neer hoe een zout oplost in water.
Begint altijd met vaste stof, zout is vast bij kamertemperatuur.
Eindigt met alle ionen opgelost in water (aq).
Slide 38 - Diapositive
Stoffen
Op formule niveau
Een zout dat oplost splitst zich in de losse ionen
NaCl (s) -> Na+ (aq) + Cl- (aq)
Ca(NO3)2 (s) -> Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)
Slide 39 - Diapositive
Het indampen van een zout:
Precies tegenovergestelde van een oplosvergelijking.
Slide 40 - Diapositive
Oplosbaarheidstabel (BINAS 45A)
In de oplosbaarheidstabel zoek je welke letter op het kruispunt staat.
s= slecht oplosbaar
m= matig oplosbaar
g= goed oplosbaar
r= reageert met water
i= instabiel (samengesteld ion valt uit elkaar)
Slide 41 - Diapositive
Zouthydraten naamgeving
Een zouthydraat wordt weergegeven als zout en de hydraten erachter met een punt
CaPO4. 2H2O
calciumfosfaatdihydraat
Naam van het zout + hoeveel hydraten
Slide 42 - Diapositive
Zouthydraten
Zouthydraat: watermoleculen opgenomen in het kristalrooster van een zout
Kristalwater: het opgenomen water
Omkeerbare reactie: afstaan van kristalwater is endotherm
(je moet het dus verwarmen om het kristalwater te verwijderen)
Kopersulfaat:
Slide 43 - Diapositive
opnemen van kristalwater
f
Als er kristalwater wordt opgenomen heb je dus voor de pijl, los water en na de pijl is het water opgenomen in het zouthydraat
Slide 44 - Diapositive
kristalwater openemen/afstaan
Het opnemen van kristalwater is meestal een exotherm proces
het afstaan van kristalwater is dan dus een endotherm proces
Slide 45 - Diapositive
H5.3 Zouthydraten
Slide 46 - Diapositive
Notatie neerslagreactie
Welke twee oplossingen ga je samenvoegen?
Stel de oplostabel op: Lossen de ionen goed samen op?
Zo nee, welke ionen vormen een neerslag?
Noteer de neerslagreactie.
Slide 47 - Diapositive
Neerslagreacties
In een zoutoplossing bevinden zich losse ionen.
Bij samenvoegen van zoutoplossingen, ontstaat er soms een slecht oplosbaar zout.
Je ziet een suspensie ontstaan (troebel mengsel).
Er is sprake van een neerslagreactie.
Slide 48 - Diapositive
Voorbeeld.
Oplossing van natriumcarbonaat en een oplossing van calciumchloride worden samengebracht. Wat gebeurt er? Geef in het geval van een neerslag de neerslagvergelijking.
Deeltjes: Na+, CO32-, Ca2+, Cl-.
Oplosbaarheidstabel:
Er staat een 's' bij Ca2+ en CO32- dus hier ontstaat de neerslag.
Neerslagvergelijking: Ca2+(aq) + CO32-(aq) --> CaCO3 (s)
Slide 49 - Diapositive
ionsoort aantonen=oplossing toevoegen met ionsoort die neerslag geeft met gevraagde stof (=hier fosfaat)