Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Nederlands
Hoofdstuk 9: Duidelijk taalgebruik
4 oktober 2021
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen vandaag?
Wat is duidelijk taalgebruik?
Schrijfopdracht
Actieve bijdrage en niet door elkaar praten
Slide 2 - Diapositive
Leerdoel
Je leert hoe je duidelijk schrijft op het niveau van zinsbouw en woordkeus.
1. Duidelijke zinnen
2. Duidelijke woorden
Slide 3 - Diapositive
Waar moet je op letten?
Logische zinsvolgorde
Prettige zinslengte
Tangconstructie
Slide 4 - Diapositive
Logische zinsvolgorde
Je kunt variëren met de zinsbouw. De volgorde die het meest gebruikelijk is: Onderwerp - gezegde - lijdend voorwerp - overige aanvullingen
(1) Hij at de laatste pizza gisteren.
(2) De laatste pizza at hij gisteren.
(3) Gisteren at hij de laatste pizza.
Slide 5 - Diapositive
Prettige zinslengte
Deel lange zinnen met veel informatie op in kortere zinnen en laat onnodige informatie weg.
Op ietwat ongelukkige wijze - maar niet onterecht - werd het in de Amsterdam ArenA 3-2 en dus blijft de ploeg van Peter Bosz - in tegenstelling tot PSV - na acht duels nog enigszins in het spoor van de foutloze koploper Feyenoord.
Slide 6 - Diapositive
Kortere zinnen
Ajax, de ploeg van Peter Bosz, heeft gewonnen met 3-2 in de Amsterdam ArenA. Na acht duels staat Ajax nog in de buurt van Feyenoord. PSV ligt al verder achter.
Slide 7 - Diapositive
Tangconstructie
Een tangconstructie is een zin waarin woorden die bij elkaar horen worden gescheiden door een lange uitleg. Deze woorden omsluiten de rest van de zin als een soort tang.
Slide 8 - Diapositive
Welke woorden behoren tot de tang in deze zin:
'De tuinman, die vandaag de bomen zou snoeien, is ziek.
A
die vandaag de bomen zou snoeien, is ziek
B
die vandaag de bomen zou snoeien
C
De tuinman, die vandaag de bomen zou snoeien
D
De tuinman, is ziek
Slide 9 - Quiz
Duidelijke woorden
Wat moet je vermijden?
Vage woorden: wees concreet in wat je bedoelt en gebruik zo min mogelijk opvul- en stopwoorden.
Ouderwetse woorden: kies voor alledaagse taal.
Omslachtige formuleringen:formuleer kort en krachtig.
Dubbele ontkenningen: Zet nooit meerdere ontkenningen in een zin.
Slide 10 - Diapositive
Welke zin is concreet?
A
De meeste mannen kijken graag voetbal.
B
70% van de mannen kijkt graag voetbal.
Slide 11 - Quiz
Welke zin is omslachtig geformuleerd?
A
Deelnemers hebben in feite de vrijheid om de reisroute aan hun eigen wensen en behoeften aan te passen.
B
Deelnemers kunnen de reisroute aanpassen zoals zij zelf willen.
Slide 12 - Quiz
Welke zin is correct?
A
De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het feest komen.
B
De schoolleiding wil voorkomen dat er introducees op het feest komen.
Slide 13 - Quiz
Opdracht
Opdracht 6 op pagina 41
Individueel (daarna klassikaal bespreken)
Tijd: 10 minuten
Hulp: (online) woordenboek
Eerder klaar? Maak alvast een begin aan opdracht 8.
Slide 14 - Diapositive
Wat heb je geleerd?
Ik weet hoe je duidelijk kunt schrijven met een goede zinsbouw en woordkeuze.
Ik kan de zinsbouw en woordkeus verbeteren in onduidelijke zinnen.
Ik kan uitleggen waarom een zin of korte tekst niet prettig leest en zelf duidelijke zinnen formuleren.
Ik kan zelf een informeel bericht of een informele uitnodiging schrijven.