Spelling persoonsvorm verleden tijd zwak werkwoord

Spelling persoonsvorm zwak werkwoord

Spelling hoofdstuk 5
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Spelling persoonsvorm zwak werkwoord

Spelling hoofdstuk 5

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
- Zinsdelen herhalen
- Werkwoordspelling herhalen 
- Nieuwe uitleg
- Pauze
- Maken opdrachten
- Kahoot!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Noem 2 manieren om de persoonsvorm te vinden

Slide 4 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen:
Over ongeveer twee weken is mijn docent Nederlands jarig.

Slide 5 - Question ouverte

Het werkwoordelijk gezegde bestaat altijd alleen maar uit werkwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is het ww gez.?
Vanochtend kleedde ik me snel aan.

A
Kleedde
B
ik
C
kleedde aan
D
snel

Slide 7 - Quiz

Wat is het ww gez.?
Wij zouden naar de film zijn gegaan met de Kerst.
A
zijn
B
zouden zijn gegaan
C
gegaan
D
zouden

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het openen van de deksel lukte me niet.
A
lukte
B
lukte niet
C
openen
D
leukte openen

Slide 9 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
De docent zien we staan.
A
docent
B
de docent
C
we
D
staan

Slide 11 - Quiz

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Slide 12 - Question ouverte

Sven speelt een spelletje
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 13 - Question ouverte

Maak een zin waar een appel het lijdend voorwerp is.

Slide 14 - Question ouverte

Maak een zin waar de kat het lijdend voorwerp is.

Slide 15 - Question ouverte

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je wanneer je de regels van het zwakke werkwoord moet toepassen.
Aan het einde van de les kan je die regels goed toepassen.

Slide 16 - Diapositive

De regels van het zwakke werkwoord gebruik je bij...
A
de tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd
C
de toekomende tijd

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een zwak werkwoord en een sterk werkwoord?

Slide 19 - Question ouverte

Verleden tijd
1. Sterk werkwoord 
2. Zwak werkwoord
- enkelvoud: ik-vorm + -de of -te
- meervoud: ik-vorm + -den of -ten

Slide 20 - Diapositive

Zwak werkwoord
Enkelvoud of meervoud?
- enkelvoud: ik-vorm + -de of -te
- meervoud: ik-vorm + -den of -ten

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Wanneer -de of -te?

Slide 23 - Diapositive

Bij 't ex-kofschip kijk je naar de laatste letter van......
A
de stam
B
ik-vorm

Slide 24 - Quiz

Twijfel je? Zit de letter in 't ex-kofschip?
Nee is een ....
A
D
B
T

Slide 25 - Quiz

't kofschip-x
Wij wandel... in de bergen afgelopen zomer.
A
te
B
de
C
ten
D
den

Slide 26 - Quiz


´t kofschip (2)
Hij ... veel in zijn leven.


A
reisde
B
reiste
C
rijsde
D
rijste

Slide 27 - Quiz

In de verleden tijd kan je de uitgang -dt tegenkomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Maken opdrachten
Maak van spelling hoofdstuk 5 de werkwoordspelling van het zwakke werkwoord opdracht 1, 3 en 4. 

Ben je klaar? Ga dan naar: https://www.cambiumned.nl/oefenen/grammatica/zinsdelen/
Oefen met onderdelen die je nog moeilijk vindt.

Slide 29 - Diapositive