kunststromingen

hoe komt een kunststroming tot stand
Deze ontstaat meestal doordat een kunstcriticus er een naam op plakt. Denk hierbij aan kubisme, surrealisme, impressionisme  
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
Grafische VormgevingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

hoe komt een kunststroming tot stand
Deze ontstaat meestal doordat een kunstcriticus er een naam op plakt. Denk hierbij aan kubisme, surrealisme, impressionisme  

Slide 1 - Diapositive

Les 31: kunststromingen 

Slide 2 - Diapositive

Wat weet/kun je na deze les ?
  • Welke kunststromingen zijn er ?
  • Welke bekende kunstenaars horen bij de stromingen ?
  • Je kunt zelf diverse kunstvormen beschrijven

Slide 3 - Diapositive

kunststromingen

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Lien

Slide 6 - Diapositive

Wat zie je : wat valt er op ?

Slide 7 - Question ouverte

Middeleeuwse kunst
  • 1000- 1200
  •  Kunst is verbonden met een betekenis.
  • Kunst dient om te leren

Slide 8 - Diapositive

Mona Lisa, Leonarda da Vinci
De toren van Babel, Pieter Bruegel de Oude
de tuin van Eden
Jeroen Bosch
De hand van God- Michelangelo 

Slide 9 - Diapositive

Wat zie je : wat valt er op ?

Slide 10 - Question ouverte

renaissance

  • 1400-1600
  • sterke oriëntatie met klassieke oudheid.
  •  De mens kwam meer centraal te staan. Religie en het leven na de dood verdween meer naar de achtergrond
  • Kennis en brede ontwikkeling werden belangrijk. 
Geboorte van Venus- Boticelli

Slide 11 - Diapositive

Carravagio-  Judith onthoofd Holofernes, 1598
Rembrandt van Rijn- De Nachtwacht ,  1642
Johannes Vermeer- Het Melkmeisje
1660
Gian Lorenzo  Bernini- Anima Dannata,                        1619

Slide 12 - Diapositive

Wat zie je : wat valt er op ?

Slide 13 - Question ouverte

barok 
  • 1600-1720
  •  extreem realisme
  • dramatische effecten
  • sterke licht/ donker contrasten
  • veel emotie op gezichten
  • veel vaart en beweging, drukke figuren
  • berekende dieptebewerking

Slide 14 - Diapositive

Marie Fargues- Jean Etienne Liotard, 1756- 1758 
Abraham Roentgen, 1758
13 banen goudleer

Slide 15 - Diapositive

Wat zie je : wat valt er op ?

Slide 16 - Question ouverte

rococo
De Winter- Jacob de Wit, 1760
  • 1720- 1755
  •  Rijke versieringen en vloeiende vormen
  • Lieflijk en luchtig karakter
  • Zachte pastelkleuren

Slide 17 - Diapositive

De vrouwen van Algiers, Delacroix
Kloosterbegraafplaats in de sneeuw- Friedrich, 1818
Reading by the window- Charles James Lewis

Slide 18 - Diapositive

Wat zie je : wat valt er op ?

Slide 19 - Question ouverte

romantiek
  • 1790- 1850
  •  Landschappen en ongerepte natuur
  • Sprookjeswereld
  • Idealisering van de werkelijkheid
  • Dromen, nachtmerries en gruwelijke taferelen
  • De Middeleeuwen 
Burning of the houses of lords and commons- William Turner, 1834

Slide 20 - Diapositive

  •  
De Japanse brug en waterlelies- Claude Monet , 1899

Slide 21 - Diapositive

Wat zie je : wat valt er op ?

Slide 22 - Question ouverte

Impressionisme
  • 1870- 1910
  • Onderwerpen uit de directe omgeving
  •  Licht, kleur en atmosfeer zijn van belang.
  • Snelle en directe schildertechniek (plein- air schilderen
  • Kleur in de schaduwen
  • Door de invloed van de fotografie meer toevallige composities en afsnijdingen.  
De Japanse brug en waterlelies- Claude Monet , 1899

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Wat zie je : wat valt er op ?

Slide 25 - Question ouverte

Jugendstil/ Art Nouveau
  • 1880- 1914
  • Gebruik van moderne technieken.
  • Afkeer van symmetrie
  • Dominantie van bloem- en vogelmotieven
  •  Inspiratiebron is de natuur
  • Kleuren en gebogen vormen

Slide 26 - Diapositive

Art Deco
  • 1920- 1939
  •  Strakke eenvoudige vormgeving
  • Geometrische patronen. 
  • Vertikale lijnen
  • Beperkt kleurgebruik

Slide 27 - Diapositive

Eileen Gray
Chrysler Building, New York, William van Alen

Slide 28 - Diapositive

De schreeuw- Edward Munch

Slide 29 - Diapositive

Wat zie je : wat valt er op ?

Slide 30 - Question ouverte

expressionisme
  • 1905- 1940
  •  Gevoelens en ervaringen uitdrukken door kunst
  • Vervormen van de zichtbare werkelijheid
  • Felle kleuren
  • Grillige beelden
  • Slordige schildertechniek
  • Platte vlakken
  • Foutief perspectief 
De schreeuw- Edward Munch

Slide 31 - Diapositive

Spaanse vrouw, Picasso

Slide 32 - Diapositive

Wat zie je : wat valt er op ?

Slide 33 - Question ouverte

kubisme

  • Verregaande vereenvoudiging.
  • Afgevlakt volume
  • Perspectief vanuit meerdere standpunten.
  • Vormen zijn vlak en vermenigvuldigd.
Spaanse vrouw, Picasso

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Wat zie je : wat valt er op ?

Slide 36 - Question ouverte

dadaïsme

  • 1916- 1924
  • Systematisch negativisme
  • Gebruik van collages
  • Absolute artistieke vrijheid
  • Kunst is niks en alles is kunst

Slide 37 - Diapositive

Schip met vlinders, Dali
Max Ernst

Slide 38 - Diapositive

Wat zie je : wat valt er op ?

Slide 39 - Question ouverte

surrealisme
  • 1924- 1940
  •  Realistische stijl met onverwachte combinaties
  • Geen eenheid tussen de verschillende kunstenaars

Slide 40 - Diapositive

De stijl
1917- 1932
  • Streven naar harmonie en evenwicht.
  • Geometrische vormen.
  • Primaire kleurvlakken
  •  Zwart, wit en grijs. 
  • horizontale en verticale lijnen Tekst
Mondriaan

Slide 41 - Diapositive

Stoel- Gerrit Rietveld

Slide 42 - Diapositive

Bauhaus
  • 1919- 1932
  • Kunstenaarsschool
  • Moderne architectuur ten dienste van de arbeidersklasse
  • Efficiënt, functioneel en elegante meubelstukken 

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

abstract expressionisme
  • 1946-  1960
  • Beïnvloed door kubisme, expressionisme en surrealisme
  • Creëerde nieuwe mogelijkheden voor de kunstenaar.  
Kleurenstudie, Kadinsky

Slide 45 - Diapositive

Free form, Jackson Pollock
Mark Rothko

Slide 46 - Diapositive

Pop- Art
  • 1956- 1965
  •  Alledaagse gebruiksvoorwerpen
  • Stripverhalen.
  • Reclame, televisie, kranten en tijdschriften
  • Decoratief, zelden een diepere betekenis. 
Andy Warhol

Slide 47 - Diapositive

Keith Haring
Dropped cone, Claes Oldenburg

Slide 48 - Diapositive

Minimalisme
  • 1960- heden
  •  Eenvoudige middelen
  • Spanning creëren 

Slide 49 - Diapositive

Hedendaagse kunst
  • 1985- heden
  •  Geen stromingen of kaders
  • Materiaal is het middel om tot een kunstwerk te komen
  • De commerciële markt bepaald of het kunstwerk geslaagd is of niet. 
  • Trends en ontwikkelingen
  • Wereldkunst 
Banksy

Slide 50 - Diapositive

Sterling Ruby
Thomas Schütte
Marlene Dumas

Slide 51 - Diapositive

Websites
https://www.mad-art.eu/nl/kunststromingen
https://onlinegallery.art/nl/blog/de-25-belangrijkste-europese-hedendaagse-kunstenaars-1126/

Slide 52 - Diapositive

Welke stroming spreekt jou het meeste aan + waarom?

Slide 53 - Question ouverte