Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Herzlich Wilkommen!
Slide 1 - Diapositive
weer opstarten
hoe was de vakantie???
Slide 2 - Diapositive
Regels in de klas / Wat ik van jullie verwacht
Start van de les
mobieltjes in de telefoontas of eigen tas
jassen uit, petten af
boek + pen + Ipad (opgeladen) mee
Slide 3 - Diapositive
Deutschland Quiz
even verbinden met Lessonup ;-)
Slide 4 - Diapositive
1.Okterberfest is ………..
A
een Koninginnedag in heel Duitsland
B
een groot volksfeest in München.
C
carnavalsoptocht in Keulen
D
een schoolfeest
Slide 5 - Quiz
2.Wie heißt dieses Fußballstadion und wo steht es?
A
die Allianz Arena in Stuttgart
B
die Mercedes-Benz-Arena in München
C
die Mercedes-Benz-Arena in Stuttgart
D
die Allianz Arena in München
Slide 6 - Quiz
3.Duits is de meest gesproken moedertaal in de Europese Unie.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
4. Duits is de meest gesproken taal in Europa. Dat mensen in Zwitserland en Oostenrijk Duits praten, weet iedereen. Maar waar wordt het nog meer als moedertaal gesproken?
A
In Italië, België en Luxemburg
B
In Denemarken,
Liechtenstein en
Italië
C
In Zweden, Spanje en Luxemburg
Slide 8 - Quiz
5.Wat is de grootste stad van Duitsland?
A
Hamburg
B
Frankfurt
C
Berlijn
Slide 9 - Quiz
6.Welche Farben hat die Deutsche Flagge?
A
schwarz - gelb - rot
B
schwarz - rot- gelb
C
schwarz - gelb - grau
D
schwarz - rot - gold
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
7.Deutschland ist nicht in Provinzen, sondern in Bundesländer geteilt. Wieviel Bundesländer hat Deutschland?
A
9
B
13
C
12
D
16
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
8. Wieviele Nachbarländer hat Deutschland?
A
5
B
7
C
9
D
12
Slide 14 - Quiz
9.Hoe heet de snelweg in het Duits?
A
Fahrbahn
B
Autobahn
C
Schnellweg
D
Fahrweg
Slide 15 - Quiz
10.Wat is een Stau?
A
wegwerkzaamheden
B
afrit
C
file
D
parkeerplaats
Slide 16 - Quiz
11.Wieviele Einwohner hat Deutschland?
A
83 Millionen
B
802 Tausend
C
75,3 Millionen
D
17 Millionen
Slide 17 - Quiz
12. Wie heißt der höchste Berg Deutschlands?
A
Zugspitze
B
Feldberg
C
Matterhorn
D
Hohe Acht
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Diapositive
13.Wat zie je hier?
A
der Fernsehturm
B
der Berliner Dom
C
der Bundestag
D
das Brandenburger Tor
Slide 20 - Quiz
A
Frankfurt
B
Köln
C
Düsseldorf
D
München
Slide 21 - Quiz
15.Was ist der größte Freizeitpark Deutschlands?
A
Wunderland Kalkar
B
Movie Park Germany
C
Fort Fun
D
Europapark
Slide 22 - Quiz
16. der Kuchen =
A
de cake
B
het gebak
C
het koekje
D
de taart
Slide 23 - Quiz
17.Wat krijg je als je in Duitsland een "Frikadelle" bestelt? Een ...
A
braadworst met saus
B
soort gehaktbal
C
broodje kroket
D
frikandel met mayo, curry en uitjes
Slide 24 - Quiz
18.Wie heißt diese Torte?
A
Schwarzwälder-Kirsch
B
Bienenstich
C
Sachertorte
D
Süßer Kirschenmichel
Slide 25 - Quiz
19. Hier staan vier automerken. Welk automerk komt niet uit Duitsland?
A
BMW
B
Toyota
C
Mercedes
D
Volkswagen
Slide 26 - Quiz
20.Welke drie merken zijn Duits?
A
Ikea, Facebook en Chanel
B
Dr. Oetker, Adidas en Porsche
C
Apple, Porsche und Nike
Slide 27 - Quiz
21.Hoe noemen de Duitser dit figuurtje?
A
Gartenzwerg
B
Gartenmann
C
Gartenkerlchen
D
Zaunkabalter.
Slide 28 - Quiz
22.Een Duitse man spreekt zijn baas aan met …
A
du (jij)
B
Sie (u)
Slide 29 - Quiz
23."bellen" betekent in het Duits ...........
A
blaffen
B
roepen
C
schreeuwen
D
huilen
Slide 30 - Quiz
24.De meest voorkomende Duitse achternaam is .................
A
Jansen
B
Meier
C
Schmidt
D
Müller
Slide 31 - Quiz
25.Duitsers betalen ook sinds 2002 met euro 's. Wat was daarvoor de munteenheid in Duitsland?
A
Das deutsche Pfund
B
Die deutsche Krone
C
Die deutsche Mark
D
Der deutsche Franken
Slide 32 - Quiz
26.In het Duits zet je soms een Umlaut op:
A
de a, o, i, u
B
de i, u, e
C
de a, o, u
D
de a, i, u, o, e
Slide 33 - Quiz
27.juist of onjuist? de vertaling van "es"= het de vertaling van "ihr"= jullie
A
juist
B
onjuist
Slide 34 - Quiz
28.Was ist die höchste Note die man in Deutschland schaffen kann?
A
10
B
6
C
8
D
1
Slide 35 - Quiz
29.Hoe noem je de basisschool in het Duits?
A
Hauptschule
B
Grundschule
C
Kindergarten
D
KITA
Slide 36 - Quiz
30.Welk lidwoord is juist?
A
der Mutter
B
das Mutter
C
die Mutter
D
ein Mutter
Slide 37 - Quiz
31.Wo hat Arjan Robben gespielt?
A
FC Kaiserlautern
B
HSV Hamburg
C
Schalke 04
D
Bayern München
Slide 38 - Quiz
A
Giorgio Armani
B
Louis Vuitton
C
Hugo Boss
D
Karl Lagerfeld
Slide 39 - Quiz
33.Wat is een Duitse uitvinding?
A
tandpasta
B
onderzeeboot
C
flitspaal
D
bluetooth
Slide 40 - Quiz
34.Wat is een Duitse uitvinding?
A
aspirine
B
vierwielaandrijving
C
microscoop
D
brandweerslang
Slide 41 - Quiz
35."du bist ein Glückspilz"
A
een mazzelaar
B
een twijfelaar
C
een paddestoel
D
een winnaar
Slide 42 - Quiz
36.Welches Lied hörst du?
A
Applaus, Applaus- Sportfreunde Stiller
B
Monsta- Culcha Candela
C
Wenn sie Tanzt- Max Giesinger
D
Hamma!- Culcha Candela
Slide 43 - Quiz
37. "Drahtesel"
A
koppige ezel
B
ijzerzaag
C
fiets
D
locomotief
Slide 44 - Quiz
38."Jemandem die Daumen drücken".......betekent? :