3BK - Quiz Deutschland

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Deutschlandquiz

Slide 2 - Diapositive

Wieviele Einwohner hat Deutschland?
A
83 Millionen
B
802 Tausend
C
75,3 Millionen
D
17 Millionen

Slide 3 - Quiz

Wie heißt die größte deutsche Stadt?
A
Hamburg
B
Frankfurt
C
Berlin

Slide 4 - Quiz

Deutschland ist nicht in Provinzen, sondern in Bundesländer geteilt. Wieviel Bundesländer hat Deutschland?
A
9
B
13
C
12
D
16

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Wieviele Nachbarländer (buurlanden) hat Deutschland?
A
5
B
7
C
9
D
12

Slide 7 - Quiz

Wie heißt der höchste Berg Deutschlands?
A
Zugspitze
B
Feldberg
C
Matterhorn
D
Hohe Acht

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Wie sieht die Deutsche Flagge aus?
A
schwarz - gold - rot
B
schwarz - rot- gelb
C
schwarz - gold - grau
D
schwarz - rot - gold

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Okterberfest is ...
A
een Koninginnedag in heel Duitsland
B
een groot volksfeest in München.
C
carnavalsoptocht in Keulen
D
een schoolfeest

Slide 12 - Quiz

Wann fängt das Oktoberfest an?
A
September
B
Oktober
C
November
D
Dezember

Slide 13 - Quiz

Wie heißt dieses Fußballstadion und wo steht es?
A
die Allianz Arena in Stuttgart
B
die Mercedes-Benz-Arena in München
C
die Mercedes-Benz-Arena in Stuttgart
D
die Allianz Arena in München

Slide 14 - Quiz

Duits is de meest gesproken moedertaal in de Europese Unie.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Duits is de meest gesproken taal in Europa. Dat mensen in Zwitserland en Oostenrijk Duits praten, weten we al. Maar waar wordt Duits nog meer als moedertaal gesproken?

A
In Italië, België en Luxemburg
B
In Denemarken, Hongarije en Italië
C
In Zweden, Spanje en Luxemburg

Slide 16 - Quiz

Hoe heet de Duitse snelweg?
A
Fahrbahn
B
Autobahn
C
Schnellweg
D
Fahrweg

Slide 17 - Quiz

Was bedeutet ''Stau''?
A
wegwerkzaamheden
B
afrit
C
file
D
parkeerplaats

Slide 18 - Quiz

Was siehst du hier?
A
der Fernsehturm
B
der Berliner Dom
C
der Bundestag
D
das Brandenburger Tor

Slide 19 - Quiz

Was ist der größte Freizeitpark Deutschlands?
A
Wunderland Kalkar
B
Movie Park Germany
C
Fort Fun
D
Europapark

Slide 20 - Quiz

Was bedeutet ''der Kuchen''?
A
de cake
B
het gebak
C
het koekje
D
de taart

Slide 21 - Quiz

Wat krijg je als je in Duitsland een "Frikadelle" bestelt? Een ...
A
braadworst met saus
B
soort gehaktbal
C
broodje kroket
D
frikandel met mayo, curry en uitjes

Slide 22 - Quiz

Wie heißt diese Torte?
A
Schwarzwälder-Kirsch
B
Bienenstich
C
Sachertorte
D
Süßer Kirschenmichel

Slide 23 - Quiz

Hier staan vier automerken. Welk automerk komt niet uit Duitsland?
A
BMW
B
Toyota
C
Mercedes
D
Volkswagen

Slide 24 - Quiz

Welke drie merken zijn Duits?

A
Ikea, Facebook und Chanel
B
Dr. Oetker, Adidas und Porsche
C
Apple, Porsche und Nike

Slide 25 - Quiz

Hoe noemen de Duitser dit figuurtje?
A
Gartenzwerg
B
Gartenmann
C
Gartenkerlchen
D
Zaunkabalter.

Slide 26 - Quiz

In Duitsland spreek je je baas aan met ...
A
du (jij)
B
Sie (u)

Slide 27 - Quiz

"bellen" is een Duits werkwoord.
Wat betekent het?
A
blaffen
B
roepen
C
schreeuwen
D
huilen

Slide 28 - Quiz

De meest voorkomende Duitse achternaam is .................
A
Jansen
B
Meier
C
Schmidt
D
Müller

Slide 29 - Quiz

Duitsers betalen ook sinds 2002 met euro 's. Wat was daarvoor de munteenheid in Duitsland?
A
Das deutsche Pfund
B
Die deutsche Krone
C
Die deutsche Mark
D
Der deutsche Franken

Slide 30 - Quiz

Wat is een Duitse uitvinding?
A
aspirine
B
postzegel
C
batterij
D
balpen

Slide 31 - Quiz

Op welke letters zet je in het Duits een Umlaut?
A
de a, o, i, u
B
de i, u, e
C
de a, o, u
D
de a, i, u, o, e

Slide 32 - Quiz

juist of onjuist?
de vertaling van "es"= het
de vertaling van "ihr"= jullie
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

Was ist die höchste Note (cijfer) die man in Deutschland schaffen kann?
A
10
B
6
C
8
D
1

Slide 34 - Quiz

Hoe noem je de basisschool in het Duits?
A
Hauptschule
B
Grundschule
C
Kindergarten
D
KITA

Slide 35 - Quiz

Welk lidwoord is juist?
A
der Mutter
B
das Mutter
C
die Mutter
D
ein Mutter

Slide 36 - Quiz


Wo hat Arjan Robben gespielt?
A
FC Kaiserlautern
B
HSV Hamburg
C
Schalke 04
D
Bayern München

Slide 37 - Quiz

Wer ist das?
A
Giorgio Armani
B
Louis Vuitton
C
Hugo Boss
D
Karl Lagerfeld

Slide 38 - Quiz

Wat is een Duitse uitvinding?
A
tandpasta
B
telefoon
C
waterbed
D
IQ-test

Slide 39 - Quiz

"du bist ein Glückspilz"
Wat betekent dit?
A
een mazzelaar
B
een twijfelaar
C
een paddestoel
D
een winnaar

Slide 40 - Quiz

"Drahtesel"
Wat betekent dit?
A
koppige ezel
B
ijzerzaag
C
fiets
D
locomotief

Slide 41 - Quiz

"Jemandem die Daumen drücken".......betekent? :
A
iemand onder de duim houden
B
iemand afpersen
C
iemand afleiden
D
iemand geluk toewensen

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Diapositive