2.8 grammatica woordsoorten HA1 voorzetsels

2.8 grammatica woordsoorten
voorzetsels
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

2.8 grammatica woordsoorten
voorzetsels

Slide 1 - Diapositive

timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Ik weet wat een voorzetsel is en ik kan deze benoemen in een zin. 

Slide 3 - Diapositive

Wat is een voorzetsel?

Slide 4 - Carte mentale

Voorzetsels
  • Voorzetsels staan meestal voor een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord. (achter die kast, naast mij, onder de boeken). Ze kunnen ook achter een zelfstandig naamwoord staan, meestal geeft het dan een richting aan. (Ik viel de sloot in, hij liep de weg op. ) 

  • Let op! Delen van scheidbare werkwoorden zijn geen vz. 
  • Bv. opbellen. Hij belt mij op. op = geen vz

Slide 5 - Diapositive

Eigenschappen vz


  • Ze geven een plaats, tijd of reden aan.
  • Trucje:
  • ... de kast (achter, op, voor)
  • ... het feest (tijdens, na, gedurende)



Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Wat is GEEN voorzetsel?
A
tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN voorzetsel?
A
Links
B
Uit
C
Op
D
Boven

Slide 9 - Quiz

We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 10 - Question de remorquage

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 11 - Question de remorquage

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Ben jij bang ... spinnen?
op
achter
voor
bij
tegen
aan

Slide 12 - Question de remorquage

Wat is het voorzetsel in deze zin:
Ik ga bij mijn vriend voetballen.

Slide 13 - Question ouverte

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.

Slide 14 - Question ouverte

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Na schooltijd fiets ik langs de bakker.

Slide 15 - Question ouverte

Vul aan met een voorzetsel:
Mijn vader fietst ..... het donker.

Slide 16 - Question ouverte

Vul aan met een voorzetsel:
We zijn ..... Brussel gereden.

Slide 17 - Question ouverte

De ondernemende peuter kroop … de tafel - welk voorzetsel kun je hier neerzetten?

Slide 18 - Question ouverte

Vul aan met een voorzetsel:
Wij zorgen ... de taart.

Slide 19 - Question ouverte

Vul aan met een voorzetsel:
Zij twijfelen ... zijn eerlijkheid.

Slide 20 - Question ouverte

Vul aan met een voorzetsel:
We hebben een hekel ... huiswerk.

Slide 21 - Question ouverte

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

De kleine kinderen van mijn collega zijn bezig met een prachtige tekening.

Slide 22 - Question ouverte

Ik kan de lesdoelen toepassen in mijn opdrachten
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

Opdrachten 
Opdracht 9
Opdracht 10
Opdracht 12

Versterk jezelf




Slide 24 - Diapositive