organisatiekunde

• Organisatiekunde
• HBO
• Studiejaar 3

Stelling 1: de uitvoering van prestatiebeloning hoort bij het eenheid-van-bevelprincipe.
Stelling 2: de invoering van scientific management gebeurde in een periode van schaarste, een periode waarin er sprake was van een verkopersmarkt.

1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 juist.
3. Beide stellingen zijn juist.
4. Beide stellingen zijn onjuist.

Welke van de volgende beweringen is juist?

1. Management vindt meer op strategisch niveau plaats, leidinggeven meer op tactisch/operationeel niveau.
2. Leidinggeven vindt meer op strategisch niveau plaats, management meer op tactisch/operationeel niveau.
3. In een organisatie is er in de regel geen sprake van een hiërarchie aan doelstellingen.
4. Scientific management kan geassocieerd worden met verandering en open systemen.

Henry Mintzberg is vooral bekend geworden door zijn werk op het gebied van:

1. strategieontwikkeling
2. organisatiecultuur
3. organisatiestructuur
4. leiderschapsstijlen

!.

2.

3.

Scientific Management

Revisionisme

Human Relations

1.

2.

3.

4.

De efficiënte firma

De flexibele firma

De innovatieve firma

De kwaliteitsfirma

Een organisatie is een samenwerkingsverband. Welke van de volgende drie elementen staan centraal?

1. Doelstellingen, mensen en processen
2. Mensen, middelen en processen
3. Doelstellingen, mensen en middelen
4. Strategie, processen en leiderschap

De beste manier van leidinggeven bestaat niet. Deze is immers afhankelijk van de situatie waarin de organisatie zich bevindt. Bij welke stroming of theorie hoort deze opvatting thuis?

1. Het scientific management
2. De contingentietheorie
3. De humanrelationsbenadering
4. De X- en Y-theorie van McGregor

Waarvan is sprake als bierproducent Heineken een café overneemt?

1. Verticaal achterwaartse integratie
2. Verticaal voorwaartse integratie
3. Horizontale integratie
4. Voorwaartse differentiatie

Abell is met name bekend geworden door:

1. zijn werk op het gebied van sterkte-zwakteanalyse
2. zijn businessdefinition-model
3. zijn concurrentiemodel
4. zijn micro-, meso- en macroverdeling in strategie

Vul het BCG-model aan met het juiste woord: stars, question marks, cash cows, …

1. Dogs
2. Cats
3. Lions
4. Losers

Een ander woord voor ‘aandeelhouder’ is:

1. Participant
2. Stakeholder
3. Shareholder
4. Interestholder

Welke van de volgende beweringen is onjuist?

1. ‘Effectiviteit’ en ‘efficiency’ zijn twee naast elkaar staande begrippen
2. De strategische kloof geeft het verschil aan tussen wat bereikt wordt (winst, omzet enzovoort) bij ongewijzigd beleid en wat bereikt kan worden bij gewijzigd beleid
3. De tactiek is een detailuitwerking van de strategie
4. ‘Efficiency’ is een synoniem voor ‘doelgerichtheid’

de vaststelling van de business definition volgens het model van Abell (wie, wat, hoe) vindt plaats tijdens de situatiebeschrijving

1. Juist
2. Onjuist

het BCG-model (Boston Consulting Group) is onder meer een hulpmiddel waarmee kan worden bepaald in hoeverre een assortiment in balans is

1. Juist
2. Onjuist

Het relatieve marktaandeel in het BCG-model is:

1. het marktaandeel van het eigen product gedeeld door het marktaandeel van het product van de grootste concurrent
2. het marktaandeel van de grootste concurrent gedeeld door het marktaandeel van het eigen product
3. het marktaandeel van het eigen product gedeeld door de gemiddelde concurrerende marktaandelen
4. noch a, noch b, noch c

de SWOT-analyse kan ertoe leiden dat de business definition wordt herzien

1. Juist
2. Onjuist

Welke van de volgende beweringen is onjuist?

1. Het organogram geeft minder informatie dan de organisatiestructuur
2. Veel centralisatie in een organisatie duidt op een stabiele omgeving
3. Een functie geeft het doel van het takenpakket aan
4. Informele elementen in de structuur kunnen zeer functioneel zijn

Welke drie elementen spelen een hoofdrol bij het vormgeven van de structuur van een organisatie?

1. Verdeling van functies, verdeling van beslissingsbevoegdheden en coördinatie
2. Verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
3. Verdeling van functies, afdelingen en infrastructuur
4. Verdeling van hoger, middelbaar en lager personeel

Een geringe mate van verticale arbeidsverdeling duidt op een:

1. steile organisatie
2. platte organisatie
3. efficiënte organisatie
4. effectieve organisatie

De basisconfiguraties van Mintzberg hebben met name te maken met:

1. de inrichting van bedrijfsprocessen
2. de inrichting van de marketingstructuur
3. de inrichting van de interne structuur
4. de inrichting van de infrastructuur

Een filiaalleider geeft leiding aan twintig medewerkers. Welk bedrijfskundig begrip hoort hierbij?

1. Span of control, of horizontale spanwijdte
2. Omspanningsvermogen
3. Depth of control, of spandiepte
4. Diagonale spanwijdte

Van welke twee organisatiestelsels is een matrixorganisatie een combinatie?

1. Een lijn- en een projectorganisatie
2. Een lijn- en een divisiestructuur
3. Een lijn- en een staforganisatie.
4. Een staf- en een projectorganisatie.

Hoe noemt men ‘het aantal medewerkers aan wie een leidinggevende direct kan leidinggeven’?

1. Horizontale spanwijdte (span of control)
2. Omspanningsvermogen
3. Spandiepte (depth of control)
4. Verticale spandiepte

Als in een grote organisatie het ziekteverzuim wordt bijgehouden van alle werknemers door de afdelingen heen, dan is dat een:

1. Subsysteem
2. Aspectsysteem
3. Deelsysteem
4. Open systeem

Een andere term voor de secundaire processen uit het waardeketenmodel van Porter is:

1. dirigerende processen
2. bestuurlijke processen
3. ondersteunende processen
4. afgeleide processen

‘Fysieke distributie’ is een andere term voor:

1. inkomende logistiek
2. strategische logistiek
3. interne logistiek
4. uitgaande logistiek

Een ander woord voor ‘flowchart’ is:

1. procesdiagram
2. systeemdiagram
3. stroomdiagram
4. lijndiagram

Welke van de volgende beweringen is onjuist?

1. Informatietechnologie is een belangrijk hulpmiddel bij BPR
2. Een proces van normstelling, transformatie, outputmeting, vergelijken met de norm en bijsturen wordt ‘regelkring’ genoemd
3. Sociotechniek wordt sterker dan BPR gestuurd door informatietechnologie
4. BPR richt zich op specifieke, losstaande, processen.

Welke S uit het 7S-model moet de voorspelbaarheid en bestuurbaarheid van een organisatie mogelijk maken?

1. Systems
2. Style
3. Staff
4. Structure

het kritieke pad in een netwerkplan is het pad met de langste tijdsduur. Daar is geen sprake van speling. Zou daar vertraging ontstaan, dan duurt het hele traject langer

1. Juist
2. Onjuist