Periode 4 - Les 7 en 8 - Urineweginfecties en nierstenen, nierinsufficiëntie

Periode 4 - Les 7 en 8 - Urineweginfecties en nierstenen
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Periode 4 - Les 7 en 8 - Urineweginfecties en nierstenen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Blaasontsteking

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Waardoor ontstaat verward gedrag bij uwi?

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Behandeling nierbekkenontsteking
  • Antibiotica + kweken afnemen

  • Indien noodzakelijk opname ziekenhuis 
  • Indien noodzakelijk behandelen van complicaties en sepsis/septische shock voorkomen

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Bij zwangere vrouwen, mannen, kinderen, bejaarden, personen met een blaassonde, personen met verminderde weerstand en personen met een nierbekkenontsteking spreken we van een ongecompliceerde urineweginfectie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

timer
1:00
Welke risicofactoren voor het oplopen van een urineweginfectie zijn er bekend?

Slide 14 - Carte mentale

Risicofactoren
Bepaalde risicofactoren verhogen de kans op een infectie:
  • diabetes
  • seksuele activiteit
  • gebruik van een blaassonde
  • ongewild urineverlies (urine-incontinentie)
  • reeds een blaasontsteking doorgemaakt hebben in het voorbije jaar
  • Wanneer je weinig (water) drinkt, komt er minder urine in de blaas en worden de bacteriën minder vaak uit de plasbuis gespoeld. Op die manier kunnen bacteriën makkelijker opstijgen tot in de blaas en verhoogt de kans op een urineweginfectie
  • Vrouwen in de menopauze lijken vatbaarder voor een urineweginfectie
  • Bij mannen geeft een vergrote prostaat soms aanleiding tot urineweginfecties
  • Sommige vrouwen hebben regelmatig een blaasontsteking. We spreken van terugkerende blaasontsteking bij 3 of meer infecties gedurende de laatste 12 maanden of 2 infecties gedurende het laatste halfjaar

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Risicofactoren voor nierstenen
  • Oververzadiging van kristallen
  • Te weinig citraatuitscheiding (citraat remt kristalvorming)
  • Lage zuurgraad van de urine
  • Te weinig drinken
  • Bepaalde voedingsproducten


Slide 19 - Diapositive

Zuurgraad
De zuurgraad van de urine geeft aan hoe veel (of weinig) zuren er in de urine zitten. Deze meting wordt gedaan om te beoordelen of er sprake is van verzuring (acidose) in het lichaam. De zuurgraad wordt uitgedrukt als een ‘pH’ waarde. Een lage pH-waarde betekent een hoge zuurgraad. Een hoge pH-waarde betekent een lage zuurgraad. Dat wordt ‘alkalose‘ genoemd.

Slide 20 - Diapositive

Zuurgraad
De zuurgraad van de urine hangt sterk af van de voeding. Veel vlees eten leidt tot zure urine (lage pH). Veel plantaardig voedsel eten leidt tot alkalische urine (hoge pH). Na maaltijden stijgt de pH-waarde van urine kortdurend. Tijdens periodes van vasten (niet eten) zal de pH-waarde omlaag gaan. Ook ’s nachts is de pH van urine wat lager dan overdag.

Slide 21 - Diapositive

Voedingsproducten en nierstenen 
  • Verhoogde inname vleesproducten
  • Te veel oxalaat zoals spinazie en rabarber
  • Te weinig calcium
  • Zout

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Diapositive

Schematisch de nierfunctie

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Niervervangende therapie
Dialyse
  • Hemodialyse
  • Peritoneaaldialyse


Slide 32 - Diapositive

Niervervangende therapie
Niertransplantatie
  • Levende donor
  • Overleden donor

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

Slide 35 - Vidéo

Niertransplantatie

Slide 36 - Diapositive

Hoeveel jaar is de wachttijd voor een donornier van een overledene?
010

Slide 37 - Sondage

Donornier van overleden persoon
Gemiddeld 2,5 jaar
Als de nieren nog 15% werken
Iets minder dan 50%  postmortale transplantatie
Werkt ongeveer 10 jaar 
Terug op de wachtlijst



Slide 38 - Diapositive

Donornier van levend persoon
Ruim de helft van de donaties
Voor dialyse (liefst)
20 tot 25 jaar

Cross-over donatie
Bij een mismatch kijken naar andere donorkoppels

Slide 39 - Diapositive

Nazorg
Het eerste jaar na niertransplantatie is er een verhoogde kans op een complicatie zoals afstoting van de nier, infecties of problemen met de urineleiders en blaas. 

Therapietrouw
Medicatie onderdrukt immuunsysteem en geeft verhoogde kans op DM

Slide 40 - Diapositive

Menukaart Kies voor beter

Slide 41 - Diapositive

Volgende week
Opdrachten nakijken
Proeftoets maken

Slide 42 - Diapositive