Mens en Zorg voorbereiding minitoets blok 1 t/m 8

opwarmertje
timer
1:00
Teks
Wat weet je van
Mens en zorg
1 / 50
suivant
Slide 1: Carte mentale
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

opwarmertje
timer
1:00
Teks
Wat weet je van
Mens en zorg

Slide 1 - Carte mentale

Noem een voorbeeld van grove motoriek.
timer
0:30
Tekst
Tekst

Slide 2 - Question ouverte

Wat is de juiste volgorde van tanden en kiezen bij de mens
A
melkgebit-wisselgebit-definitieve tanden
B
wisselgebit-melkgebit-definitieve tanden
C
definitieve tanden-melkgebit-wisselgebit
D
wisselgebit-melkgebit-definitieve tanden

Slide 3 - Quiz

Denise heeft de hele dag op hakken gelopen misschien heeft ze nu blaren.
A
subjectief
B
objectief

Slide 4 - Quiz

Wat is het graaneiwit waar baby's en volwassenen allergisch voor kunnen zijn.
timer
0:30

Slide 5 - Question ouverte

Klein maar zichtbaar wondje. De inwendige schade kan je niet vaststellen.
Hoe noem je deze wond?
timer
0:30

Slide 6 - Question ouverte

Noem vier verschillende wonden.
timer
0:30

Slide 7 - Question ouverte

Wat is een beroerte?
A
open gaan van een bloedvat
B
een gescheurd bloedvat
C
vergiftiging van een bloedvat
D
afsluiting van een bloedvat

Slide 8 - Quiz

Wat is empathie?
A
contact gestoord
B
inlevingsvermogen
C
sociaal gedrag
D
inspanning

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je de fase van een beroerte waarop iemand weer zijn leven oppakt?
timer
0:30

Slide 10 - Question ouverte

Welke prik moet je halen als je bent gebeten door een dier?
timer
0:30

Slide 11 - Question ouverte

Welk materiaal hoort niet in een EHBO koffer?
A
Radio op batterij
B
Snelverband
C
Watten
D
Gevarendriehoek

Slide 12 - Quiz

Hoe noem je de kinderziekte waar je rode vlekken van krijgt?
A
Waterpokken
B
Rode kater
C
Rond hond
D
Polio

Slide 13 - Quiz

Noem een micro-organisme?
timer
1:00

Slide 14 - Question ouverte

Ansela heeft een 10 gehaald voor haar proefwerk!
A
subjectief
B
objectief

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je de driekante doek die de arm van een slachtoffer kan ondersteunen?
timer
1:00
timer
0:30

Slide 16 - Question ouverte

"Wil je nu boodschappen doen"?

Is dit een open of een gesloten vraag?


A
Geslotenvraag
B
Openvraag

Slide 17 - Quiz

Medicijnen die de dokter voorschrijft noem je?
timer
1:00

Slide 18 - Question ouverte

Wat doe je als je iemand zwaar gewond in huis vindt?
A
Je belt de huisarts
B
Je belt 112
C
Je probeert die gene zelf te verzorgen
D
Je belt een vriend voor hulp

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Hoe noem je de wond die je in de vorige dia ziet?


Slide 21 - Question ouverte

Noem twee leer- en gedragsstoornissen.
timer
2:00

Slide 22 - Question ouverte

Wat betekent BHV?

Slide 23 - Question ouverte

Een stabiele zijligging pas ik toe als;
A
Iemand op de grond ligt en veel pijn heeft
B
Iemand bewusteloos op de grond ligt, maar wel een normale ademhaling heeft
C
Iemand bewusteloos op de grond ligt, en géén normale ademhaling heeft
D
Iemand zich verslikt

Slide 24 - Quiz


Vraag 20 [2 punten]
Bekijk de foto.




………………………………………………………………….



2. Waaraan kun je dit zien?
1. Welk letsel is dit waarschijnlijk?



2. Waaraan kun je dit zien?
Vul beide antwoorden hieronder in:

Slide 25 - Question ouverte

Wat is geen voorbeeld van persoonlijke verzorging
A
jezelf wassen
B
tandenpoetsen
C
haren kammen
D
boterhammen smeren

Slide 26 - Quiz

Wanneer moet je met een splinter naar de huisarts?


A
Als er bloed uit het wondje komt.
B
Bij een splinter in of rond het oog.
C
Bij een splinter van hout.
D
Nooit.

Slide 27 - Quiz

Wat zijn goede voorbeelden van zorgtechnologie?
Kies de juiste antwoorden. 



goede voorbeelden
zorgtechnologie
In de wachtkamer van de huisartsenpraktijk kunnen de patiënten gebruikmaken van wifi.
Een medewerker gebruikt een speciale muis om polsklachten te voorkomen.
Patiënten kunnen herhalingsrecepten via de website van de huisartsenpraktijk aanvragen.
Een bejaarde vrouw woont thuis en heeft een alarmknop om te waarschuwen als ze hulp nodig heeft.
De huisartsenpraktijk heeft een alarmsysteem om inbraken te voorkomen.
Een bejaarde man gebruikt een rollator om buiten veilig een wandeling te maken. 

Slide 28 - Question de remorquage

Wat staat er op de bijsluiter van een medicijn?


A
houdbaarheidsdatum van het medicijn
B
bijwerkingen die kunnen optreden
C
manier waarop je het medicijn moet bewaren
D
zowel A, B en C

Slide 29 - Quiz

Diabetes is....
A
Een ander woord voor overgewicht. Je hebt dat te weinig spieren en teveel vetmassa
B
Ook wel suikerziekte genoemd. Lichaam maakt dan TE VEEL insuline aan.
C
Een orgaan dat insuline aanmaakt. Het heet ook wel de alvleesklier
D
Wordt ook wel suikerziekte genoemd. Lichaam maakt te weinig of geen insuline aan.

Slide 30 - Quiz

Ik heb een visuele beperking, dan heb ik een beperking van ….
A
de spraak
B
de zintuigen
C
de beweging
D
sociaal

Slide 31 - Quiz

Floris heeft een auditieve beperking. Wat voor beperking is dit?
A
meervoudig gehandicapt
B
motorisch gehandicapt
C
zintuigelijk gehandicapt
D
Een gebrek in de organen

Slide 32 - Quiz

Wat is een motorische beperking?
A
Doof of slechthorend
B
Verstandelijke handicap
C
Beperking in het bewegen
D
Blind of slechtziend

Slide 33 - Quiz

Welke materialen horen bij het prikkelen van zintuigen?
Zien
Horen
Voelen
Proeven
Ruiken
lavalampen
limonade
zachte stoffen 
aromatherapie
regenmaker

Slide 34 - Question de remorquage

Wat is privacy?
A
Dat alle informatie over jou voor iedereen is.
B
Dat alle informatie over jou alleen voor jou is.
C
Dat iedereen met je mee kan kijken.
D
Geen van deze antwoorden is goed.

Slide 35 - Quiz


Wat is een voorbeeld van een psychiatrische stoornis?
A
blind of slechtziend
B
depressie
C
dyslexie
D
syndroom van Down

Slide 36 - Quiz


Welke van onderstaande stellingen over een meervoudige beperking is juist?
A
er is sprake van drie of meer beperkingen
B
bij een meervoudige beperking heb je altijd een verstandelijke beperking
C
een meervoudige beperking is altijd aangeboren
D
er is sprake van 2 of meer beperkingen

Slide 37 - Quiz

Welke ziekte is somatisch?
A
DE ziekte van alzheimer
B
Diabetes
C
Depressie
D
Dementie

Slide 38 - Quiz

Het gebit bestaat uit verschillende gebitselementen,
we noemen die...
A
Melktanden en blijvende tanden
B
Voortanden en kiezen
C
Kiezen, snijtanden en voortanden
D
Hoektanden, snijtanden en kiezen

Slide 39 - Quiz

Suikers zijn slecht voor je gebit omdat
A
suiker wordt door zuur omgezet in bacteriën
B
Zuur lost het tandglazuur op
C
suiker wordt door bacteriën omgezet in zuur
D
Tandglazuur wordt hard door extra zuur

Slide 40 - Quiz

Een volwassen gebit heeft hoeveel tanden en kiezen?
A
20
B
26
C
32
D
34

Slide 41 - Quiz

GOED
FOUT
Suikerziekte gaat nooit over. Dit is chronisch.
Een chronische ziekte gaat over als je ouder wordt
Griep is een chronische ziekte

Slide 42 - Question de remorquage

Wat is een tia
A
Een tijdelijke verstopping van een bloedvat in het hart
B
Een bloeding in de hersenen
C
Een tijdelijke verstopping van de hersenen
D
Een bloeding in het hart

Slide 43 - Quiz

Wat is CVA?

Slide 44 - Question ouverte

Wat is een ander woord voor ‘kunstgebit’?
A
Hypothese
B
Prothese
C
Synthese
D
Orthese

Slide 45 - Quiz

Wat is ouderdomsdiabetes?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2

Slide 46 - Quiz

Wat is het verschil tussen een huisartseninformatiesysteem en de zorginfrastructuur?
A
A. Een huisartseninformatiesysteem bevat adresgegevens van patiënten. De zorginfrastructuur bevat medische gegevens van patiënten
B
B. Een huisartseninformatiesysteem bevat alle medische gegevens van patiënten. De zorginfrastructuur bevat alleen informatie over medicatie van patiënten.
C
C. Een huisartseninformatiesysteem bevat gegevens van patiënten. De zorginfrastructuur is alleen bedoeld om gegevens tussen systemen uit te wisselen.
D
D. Een huisartseninformatiesysteem is van de huisarts. De zorginfrastructuur is van het ziekenhuis of de apotheek.

Slide 47 - Quiz

Waar is dit een voorbeeld
van?
A
Domotica
B
Robotica

Slide 48 - Quiz

Robotkat
A
Domotica
B
Robotica

Slide 49 - Quiz

Een infectie is een ziekteverwekkend micro-organisme dat niet binnendringt in je lichaam
A
Juist
B
Onjuist

Slide 50 - Quiz