221216 grammatica zinsdelen §2, 4 en 6 + boekpromotie 1

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Leg je deze materialen op tafel?

Een pen
Nederlands lesboek
Een schrift

Slide 2 - Diapositive

Programma vandaag

- Uitleg grammatica zinsdelen §2, 4 en 6
- Oefenen grammatica zinsdelen
- Boekpromotie
- Kahoot grammatica


Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen

  • Ik kan de persoonsvorm in eenvoudige zinnen vinden.

  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.

  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden.

Slide 4 - Diapositive

Uitleg persoonsvorm (pv)
In elke zin staan werkwoorden.
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.

De pv geeft twee dingen aan:
  • getal (enkelvoud/meervoud)
  • tijd (tegenwoordige tijd / verleden tijd)

Slide 5 - Diapositive

Een voorbeeld
De man heeft een ijsje gegeten.

De kast heeft jaren in het lokaal gestaan.

De beren hebben ontzettende honger na hun winterslaap.

Slide 6 - Diapositive

Uitleg persoonsvorm (pv)
Zo vind je de pv:
  1. Verander de zin van enkelvoud naar meervoud, of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de pv.

  2. Verander de zin van t.t. naar v.t. of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de pv.

  3. Maak van de zin een ja/nee-vraag. De pv komt vooraan in de zin te staan.

Slide 7 - Diapositive

Een voorbeeld

De man heeft een ijsje gegeten.

Waarom eten jullie geen spruitjes?

Hoe fiets jij altijd naar school?

Slide 8 - Diapositive

Samen oefenen

Slide 9 - Diapositive

Wat is de pv:
Emmy is spaghetti aan het eten.
A
Emmy
B
is
C
eten
D
is aan het eten

Slide 10 - Quiz

Wat is de pv:
Wie at alle boterhammen op?
A
Wie
B
at
C
at op
D
alle boterhammen

Slide 11 - Quiz

Wat is de pv?
Uiteindelijk moest de generaal de aanval in de woestijn afbreken.
A
afbreken
B
moest
C
moest de aanval in de woestijn afbreken
D
moest afbreken

Slide 12 - Quiz

Uitleg werkwoordelijk gezegde
In elke zin staan werkwoorden. Al die werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde (wg). 

Het wg geeft aan wat het onderwerp doet

| Papa | heeft | het hele huis | schoongemaakt. | 
                pv/wg                                            wg

Slide 13 - Diapositive

Uitleg werkwoordelijk gezegde
Let op
- Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de pv + alle andere werkwoorden. De pv benoem je dus 2 keer: als pv én als wg
- Als de woorden 'te' of 'aan het' vóór een werkwoord staan, horen ze bij het werkwoordelijk gezegde. 
- Delen van splitsbare werkwoorden horen ook bij het wg. 

Slide 14 - Diapositive

Uitleg werkwoordelijk gezegde
Voorbeelden:

- | Hij | heeft | na het eten | de keuken | schoongemaakt. |
- | Zou | je | dat pakketje | durven te openen? |
- | Harry | is | aan het plassen. | 
- | Ik | bel | vaak | mijn oma | op | voor een kletspraatje. | 

Slide 15 - Diapositive

Wat is het wg:
Emmy is spaghetti aan het eten.
A
Emmy
B
is eten
C
eten
D
is aan het eten

Slide 16 - Quiz

Wat is het wg?
Wie at alle boterhammen op?
A
Wie
B
at
C
at op
D
alle boterhammen

Slide 17 - Quiz

Wat is het wg?
Uiteindelijk moest de generaal de aanval in de woestijn afbreken.
A
afbreken
B
moest
C
moest de aanval in de woestijn afbreken
D
moest afbreken

Slide 18 - Quiz

Uitleg onderwerp
Het onderwerp van de zin is één zinsdeel. Het geeft (vaak) aan wie/wat iets doet in de zin. (Ow begint nooit met een voorzetsel)

Zo vind je het onderwerp:
1. Zoek de persoonsvorm.
2. Stel de vraag: wie/wat + persoonsvorm?
3. Het antwoord is het onderwerp van de zin. 

Slide 19 - Diapositive

Uitleg onderwerp
Kan je het onderwerp niet goed vinden? Dan kun je ook de volgende manier proberen:

1. Verander de persoonsvorm van getal (ev/mv). Het woord/de woorden die mee veranderen, is/zijn het onderwerp. 

bv. De hond blaft. --> De honden (ow) blaffen (pv). 

Slide 20 - Diapositive

Samen oefenen

Slide 21 - Diapositive

Wat is het ow?
Emmy is spaghetti aan het eten.
A
Emmy
B
is eten
C
eten
D
is aan het eten

Slide 22 - Quiz

Wat is het ow?
Wie at alle boterhammen op?
A
Wie
B
at
C
at op
D
alle boterhammen

Slide 23 - Quiz

Wat is het ow?
Uiteindelijk moest de generaal de aanval in de woestijn afbreken.
A
De generaal
B
moest
C
de aanval in de woestijn
D
afbreken

Slide 24 - Quiz

Oefenen grammatica §2, 4 en 6
Opdracht:
Grammatica §4 (blz. 206) : opdracht 2, 3
Grammatica §6 (blz. 206): opdracht 1, 2, 5

Hoe: Je maakt het alleen
Wat: Een pen en je schrift.
Klaar: Kijk je antwoorden na met het antwoordenboekje.
Meld je daarna even bij mij.

timer
20:00

Slide 25 - Diapositive

Pauze
timer
4:00

Slide 26 - Diapositive

Programma vandaag

- Uitleg grammatica zinsdelen §2 + 4
- Oefenen grammatica zinsdelen
- Boekpromotie
- Kahoot zinsdelen


Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Oefenen grammatica §2, 4 en 6
Opdracht:
Grammatica §4 (blz. 206) : opdracht 2, 3
Grammatica §6 (blz. 206): opdracht 1, 2, 5

Hoe: Je maakt het alleen
Wat: Een pen en je schrift.
Klaar: Kijk je antwoorden na met het antwoordenboekje.
Meld je daarna even bij mij.

timer
20:00

Slide 29 - Diapositive