Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Ecologie
Bs 1 Organismen en hun leefomgeving
Bs 2 Voedselrelaties
Bs 3 Aanpassingen bij dieren
Bs 4 Aanpassingen bij planten
Klas 4 Thema 2
Slide 1 - Diapositive
Ecologie
Bs 1 Organismen en hun leefomgeving
Bs 2 Voedselrelaties
Bs 3 Aanpassingen bij dieren
Bs 4 Aanpassingen bij planten
Klas 4 Thema 2
Slide 2 - Diapositive
Planten leggen de energie uit de zon vast in glucose. Het grootste deel van deze stoffen worden gebruikt voor groei, een deel wordt verbruikt bij de verbranding.
Een plant wordt gegeten door een planteneter, dus gaan de energierijke organische stoffen van de plant in de planteneter. Dieren gebruiken de opgegeten energierijke stoffen voor groei en verbranding.
Uiteindelijk wordt alles afgebroken door bacteriën en schimmels. Hierbij komen de voedingsstoffen voor planten weer vrij.
Slide 3 - Diapositive
Producenten kunnen zelf glucose maken. Van deze glucose maken ze andere energierijke stoffen.
Door fotosythese in de bladgroenkorrels worden koolstofdioxide en water omgezet in glucose en zuurstof. Alle organische stoffen waaruit planten en dieren bestaan worden uit glucose gemaakt.
Dieren (consumenten), bacteriën en schimmels (reducenten) hebben geen bladgroenkorrels. Zij kunnen geen fotosynthese hebben en dus ook geen glucose maken van koolstofdioxide en water.
Slide 4 - Diapositive
Producenten =
planten
Slide 5 - Diapositive
Consumenten
Slide 6 - Diapositive
Reducenten
Bacteriën & schimmels
Slide 7 - Diapositive
Bomen maken
zelf eten en
worden
gegeten door luizen.
Luizen eten bomen en worden gegeten door de larve van het lieveheersbeestje.
Lieveheersbeestjes eten luizen en worden gegeten door vogels.
Vogels eten kleine insecten, zoals lieveheersbeestjes.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Iedere voedselketen begint met een plant, een producent.
Daarna komen de consumenten, dus planteneters en daarna vleeseters.
Als laatste een roofdier die weinig of geen vijanden heeft.
Alleseters kunnen overal staan, want die eten planten en dieren.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Een kan zelf glucose maken,
daarom is dit een
Een breekt stro af tot voedingsstoffen voor planten, daarom is dit een
Een eet andere organismen,
daarom is dit een
champignon
kastanjeboom
spin
consument
producent
reducent
Slide 12 - Question de remorquage
Kan een insect de eerste schakel in een voedselketen zijn? Leg je antwoord uit.
Slide 13 - Question ouverte
In een ecosysteem komt altijd meer dan één voedselketen voor. Een plant of een dier maakt meestal onderdeel uit van meerdere voedselketens. Alle voedselrelaties in een ecosysteem bij elkaar noem je een voedselweb.
Slide 14 - Diapositive
Schrijf twee voedselketens op waarin het lieveheersbeestje voorkomt.
Slide 15 - Question ouverte
Door welke dieren wordt de koolmees gegeten?
Slide 16 - Question ouverte
Welke producenten komen voor in dit voedselweb?
Slide 17 - Question ouverte
Welke relatie hebben het lieveheersbeestje en de bladluis in dit voedselweb?