uitleggen in welke situaties een kracht arbeid verricht;
uitleggen in welke situaties de arbeid positief of negatief is.
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je...
uitleggen in welke situaties een kracht arbeid verricht;
uitleggen in welke situaties de arbeid positief of negatief is.
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Arbeid
De hoeveelheid energie die een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen.
Slide 3 - Diapositive
Als je een object vasthoudt maar je beweegt niet.
Dan verricht je geen arbeid!
Slide 4 - Diapositive
Welke kracht verricht hier arbeid?
Slide 5 - Question ouverte
Arbeid
W Arbeid J of Nm
F Kracht N
s afstand m
W=F⋅s
Slide 6 - Diapositive
Negatieve arbeid
W=F⋅s
WFsp=200⋅0,8=160Nm
WFz=−200⋅0,8=−160Nm
Slide 7 - Diapositive
* Voorbeeld fiets
Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N.
Bereken/bepaal de arbeid van de:
1. Spierkracht
2. Wrijvingskracht
3. Zwaartekracht
4. Normaalkracht
5. Totale arbeid
Slide 8 - Diapositive
Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N. Bereken de arbeid die de onderstaande krachten verrichten.
Spierkracht
Wrijvingskracht
Zwaartekracht
500 Nm
0 Nm
6000 Nm
500 Nm
0 Nm
6000 Nm
Slide 9 - Question de remorquage
Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N.
WFsp=50⋅10=500Nm
WFw=50⋅10=500Nm
WFz=600⋅0=0Nm
Slide 10 - Diapositive
Aan de slag
§4.2 digitaal - opgave 16 t/m 22
Slide 11 - Diapositive
In formules staat de letter 's' voor:
A
snelheid
B
kracht
C
tijd
D
afstand
Slide 12 - Quiz
Tegenwerkende krachten leveren
A
arbeid
B
negatieve arbeid
C
snelheid
D
negatieve snelheid
Slide 13 - Quiz
Als de meewerkende krachten en de tegenwerkende krachten aan elkaar gelijk zijn dan:
A
is er een versnelling
B
is er een vertraging
C
blijft de snelheid constant
D
staat het voorwerp stil
Slide 14 - Quiz
Arbeid
De hoeveelheid energie die een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen.
Slide 15 - Diapositive
Wat is de eenheid van Arbeid
A
N
B
Nm
C
J
D
W
Slide 16 - Quiz
Een auto rijdt uit stilstand weg bij een stoplicht. Wordt hier arbeid verricht?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quiz
Je houdt een tas van 5,0 kg 50 cm boven de grond vast gedurende 2,0 s. Hoe groot is de arbeid die je verricht?
A
98 J
B
2,5 J
C
2,5·10¹ J
D
0 J
Slide 18 - Quiz
Als een steen omhoog beweegt dan is de arbeid van de zwaartekracht:
A
positief
B
negatief
C
0
Slide 19 - Quiz
Een stoel, 25kg, wordt met een constante snelheid verschoven. Hierbij is een spierkracht van 180N nodig. Bereken de arbeid die de spieren toevoegen om de stoel 2,0 m te verschuiven
A
50 J
B
50Nm
C
360Nm
D
4500Nm
Slide 20 - Quiz
In welke van onderstaande situaties wordt wél arbeid verricht?