Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Samen werken aan een rustige gezelligesfeer
Stil als een ander aan het woord is. Laat iedereen uitpraten De docent of degene die de beurt heeft
Niet schreeuwen, roepen, hard praten
Heb een beetje geduld: Soms wordt je vraag pas beantwoord na een blokje uitleg.
Nooit! Geluid uit telefoons / Oordopjes in
Gooien / Eten/drinken Mutsen op / Jassen aan
Mutsen op / Tassen op tafel
Slide 3 - Diapositive
Regels van orde
1e keer: Waarschuwing --> Maximaal 3 namen op het bord
2e keer: Kleine schrijfopdracht op de gang
3e keer: Eruit, naar Loket 21
Nooit!
Geluid uit telefoons / Oordopjes in Gooien Eten/drinken
Mutsen op / Jassen aan / Tassen op tafel
Slide 4 - Diapositive
Vandaag
4.2 Arbeid
Administratie & Huiswerk in SOM
Check vorige paragraaf: Quiz
Energie ?? + Voordoen met karretje
Zelfstandig werken
Filmpje
Zelf lezen
Uitleg
Slide 5 - Diapositive
Plaats-tijd-diagram:
Wat is de snelheid?
A
2 m/s
B
1 m/s
C
0,5 m/s
D
10 m/s
Slide 6 - Quiz
snelheid-tijd-diagram: Wat is de snelheid?
A
0,5 m/s
B
1 m/s
C
2 m/s
D
10 m/s
Slide 7 - Quiz
snelheid-tijd-diagram: Wat is de afgelegde weg in deel 1?
A
1 m
B
40 m
C
80 m
D
0,5 m
Slide 8 - Quiz
snelheid-tijd-diagram: Wat is de afgelegde weg in deel 2?
A
80 m
B
20 m
C
40 m
D
10 m
Slide 9 - Quiz
Snelheid-tijd-diagram: Wat is de afgelegde weg tussen t=0 en t=80s?
A
80 m
B
40 m
C
60 m
D
20 m
Slide 10 - Quiz
Wat is de afgelegde afstand van 0 tot 120 s?
A
600 m
B
1200 m
C
10 m
D
120 m
Slide 11 - Quiz
Wat is juist? Als er geen resulterende kracht is op een karretje, dan:
A
Staat hij stil
B
Heeft hij een constante
snelheid
C
Dat kan niet
D
Dan versneld hij
Slide 12 - Quiz
Wat is juist? Als er wél een resulterende kracht is op een karretje, dan:
A
Staat hij stil
B
Heeft hij een snelheid
C
Dan vertraagt of versneld hij
D
Dan versneld hij
Slide 13 - Quiz
Welk (v,t)-diagram hoort bij een constante snelheid? v=velocity=snelheid
A
B
C
Slide 14 - Quiz
Bij welke snelheid-tijd-grafiek is sprake van een versnelling?
A
B
C
D
Bij A en B
Slide 15 - Quiz
Bij welke snelheid-tijd-grafiek is sprake van een vertraging?
A
B
C
D
Bij A en B
Slide 16 - Quiz
Bij welke snelheid-tijd-grafiek is er een resulterende Kracht? (resulterende kracht = totale kracht)
A
B
C
D
Bij A en B
Slide 17 - Quiz
Bij welke snelheid-tijd-grafiek is er geen resulterende Kracht? (resulterende kracht = totale kracht)
A
B
C
D
Bij A en B
Slide 18 - Quiz
Arbeid
De hoeveelheid energie die een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen.
Slide 19 - Diapositive
Zelfstandig lezen
5min. alleen & in stilte
Lees in je boek blz: 117 t/m 118
Onderstreep of maak samenvatting Schrijf je vragen op!
timer
5:00
Slide 20 - Diapositive
Arbeid
De hoeveelheid energie die een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen.
Slide 21 - Diapositive
Arbeid
W=F⋅s=50⋅5=250J
Arbeid = kracht x afstand
W = F x s
[F] = N
[s] = m
[W] = Nm = J
Slide 22 - Diapositive
Als je een object vasthoudt maar je beweegt niet.
Dan verricht je geen arbeid!
Slide 23 - Diapositive
Welke kracht verricht hier arbeid?
Slide 24 - Question ouverte
Negatieve arbeid
W=F⋅s
WFsp=200⋅0,8=160Nm
WFz=−200⋅0,8=−160Nm
Slide 25 - Diapositive
* Voorbeeld fiets
Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N.
Bereken/bepaal de arbeid van de:
1. Spierkracht
2. Wrijvingskracht
3. Zwaartekracht
4. Normaalkracht
Slide 26 - Diapositive
arbeid uit een F,s diagram
hoe bepaal je de arbeid??
Let op dat F niet gelijk blijft
tijdens het uitoefenen.
Slide 27 - Diapositive
voorbeeld een uitgerekte veer
Wat is de arbeid die een veer met dit (F,s)-diagram verricht tussen 3 en 5 meter?
Oppervlaktemethode:
W=1,3+4,0=5,3J.
Slide 28 - Diapositive
Zelfstandig werken
eerste 5min. alleen & in stilte
Lees in je boek blz: 119 t/m 120
En maak opgaven in deze volgorde:
15 t/m 24 --> dit is huiswerk
timer
5:00
Slide 29 - Diapositive
Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N. Bereken de arbeid die de onderstaande krachten verrichten.
Spierkracht
Wrijvingskracht
Zwaartekracht
500 Nm
0 Nm
6000 Nm
500 Nm
0 Nm
6000 Nm
Slide 30 - Question de remorquage
Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N.
WFsp=50⋅10=500Nm
WFw=50⋅10=500Nm
WFz=600⋅0=0Nm
Slide 31 - Diapositive
In formules staat de letter 's' voor:
A
snelheid
B
kracht
C
tijd
D
afstand
Slide 32 - Quiz
Tegenwerkende krachten leveren
A
arbeid
B
negatieve arbeid
C
snelheid
D
negatieve snelheid
Slide 33 - Quiz
Arbeid
De hoeveelheid energie die een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen.
Slide 34 - Diapositive
Als de meewerkende krachten en de tegenwerkende krachten aan elkaar gelijk zijn dan:
A
is er een versnelling
B
is er een vertraging
C
blijft de snelheid constant
D
staat het voorwerp stil
Slide 35 - Quiz
Wat is de eenheid van Arbeid
A
N
B
Nm
C
J
D
W
Slide 36 - Quiz
Een auto rijdt uit stilstand weg bij een stoplicht. Wordt hier arbeid verricht?
A
Ja
B
Nee
Slide 37 - Quiz
Je houdt een tas van 5,0 kg 50 cm boven de grond vast gedurende 2,0 s. Hoe groot is de arbeid die je verricht?
A
98 J
B
2,5 J
C
2,5·10¹ J
D
0 J
Slide 38 - Quiz
Als een steen omhoog beweegt dan is de arbeid van de zwaartekracht:
A
positief
B
negatief
C
0
Slide 39 - Quiz
Een stoel, 25kg, wordt met een constante snelheid verschoven. Hierbij is een spierkracht van 180N nodig. Bereken de arbeid die de spieren toevoegen om de stoel 2,0 m te verschuiven
A
50 J
B
50Nm
C
360Nm
D
4500Nm
Slide 40 - Quiz
In welke van onderstaande situaties wordt wél arbeid verricht?