Het gouden ei les 4: vertelperspectief, vertelvolgorde, spanning

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'
Les 4
VWO 3
 P3 2021-2022
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'
Les 4
VWO 3
 P3 2021-2022

Slide 1 - Diapositive

Vorige lessen ...

... heb je een Opsporing Verzocht-filmpje over de verdwijning van Saskia gemaakt. 

Slide 2 - Diapositive

Aan de slag!
Neem nu eerst de theorie door op slide 5 t/m 9.

De theorie gaat over:

  • vertelperspectief
  • spanning
  • tijdsprongen
  • flashbacks, vooruitverwijzingen en terugverwijzingen

Slide 3 - Diapositive

Aan het einde van deze les ...

... ken je een aantal literaire begrippen die te maken hebben met het vertelperspectief, spanning, tijdsprongen, flashbacks, terugverwijzingen en vooruitverwijzingen

... heb je hoofdstuk 2 van Het gouden ei gelezen. Hierbij heb je de begrippen die je tot nu toe hebt geleerd (inclusief die van deze les) verwerkt in de opdrachten.

Slide 4 - Diapositive

Vertelperspectief – blok 5, blz. 207
Vertelperspectief
Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

Ik-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

Personaal vertelperspectief / Hij-/zij-perspectief
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.

Slide 5 - Diapositive

Vertelperspectief – blok 5, blz. 207
Auctoriaal vertelperspectief Dit is een alwetende verteller, die zelf geen rol speelt in het verhaal, maar hij weet alles van alle personages en gebeurtenissen. 

Wisselend perspectief Als een schrijver kiest voor het ik-perspectief of het hij- of zij-perspectief, dan kunnen verschillende personages elkaar afwisselen als hoofdpersoon.

Er kan dan ook sprake zijn van meerdere verhaallijnen. 
In elke verhaallijn draait het om andere personages en gebeurtenissen.

Slide 6 - Diapositive

Spanning – blok 4, blz. 157/158
Spanning Alles wat je benieuwd maakt naar het vervolg of de afloop van het verhaal.

Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd 
  • Hoofdpersoon bevindt zich in gevaarlijke situatie/omgeving.
  • Verhaal krijgt onverwachte wending.
  • Cliffhanger Onderbreking van het verhaal op een beslissend moment.

Slide 7 - Diapositive

Spanning – blok 4, blz. 157/158
Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd
  • Open plekken Er worden vragen bij je opgeroepen. Je moet verder lezen   om te ontdekken   hoe de open plekken worden ingevuld.
  • Vermoedens De schrijver wekt vermoedens bij de lezer. Je moet verder   lezen om erachter te   komen of je vermoedens juist zijn. 
  • Uitstel De ontknoping laat op zich wachten. 
  • Informatievoorsprong De lezer weet iets wat de hoofdpersoon nog niet weet.

Slide 8 - Diapositive

Vertelvolgorde – blok 5, blz. 204 
Chronologische vertelvolgorde met terugverwijzing
Verwijzingen naar iets wat eerder in het verhaal gebeurde.
Terugverwijzing = kort: enkele woorden of zinnen. Meestal gebeurt dit in de gedachten van een personage.

Chronologische vertelvolgorde met vooruitwijzing
Een mededeling over iets wat later zal gebeuren of een gedachte van angst of hoop over de toekomst. Vooruitverwijzingen verhogen de spanning.

De vertelvolgorde wordt met terug- en vooruitverwijzingen niet onderbroken. Een flashback doet dit wel (bij een flashback is er sprake van een uitgebreide beschrijving).

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag: Lezen H2
Lees nu: Hoofdstuk 2

Leesaanwijzingen: 
Let tijdens het lezen op:
  • De setting: de ruimtes/plaatsen en de tijd
  • De personages
  • Verhaalbegin
  • Verklaringen voor de titel
  • Vertelperspectief
  • Spanning
  • De vertelvolgorde

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag!
Je hebt hoofdstuk 1 en 2 gelezen.

Maak nu de opdrachten op de volgende slides.
Gebruik hierbij steeds de theorie in deze les en in vorige lessen.


Door middel van de opdrachten bereid jij je voor op de toets. Het is dus verstandig om deze steeds te maken.

Slide 11 - Diapositive

1. Ben je in hoofdstuk 2 nog meer te weten gekomen over de manier waarop de titel past bij het verhaal.
Leg uit!

Slide 12 - Question ouverte

2. Waar (ruimte) speelt het verhaal zich in hoofdstuk 2 af?

Geef per ruimte aan waarom deze wel/niet belangrijk is voor het verhaal.

Slide 13 - Question ouverte

3. Wat kun je nog meer vertellen over de hoofdpersoon/hoofdpersonen nu je hoofdstuk 2 hebt gelezen?


Slide 14 - Question ouverte

4. Zijn er personen bij gekomen in hoofdstuk 2? Wie en wat kun je over zijn/haar/hun rol vertellen?

Slide 15 - Question ouverte

5. Van welk vertelperspectief is er sprake in Het gouden ei? Licht je antwoord toe.

Slide 16 - Question ouverte

6. Op welke manieren wordt er spanning opgebouwd in het verhaal?

Slide 17 - Question ouverte

7. Wat kun je vertellen over de vertelvolgorde in het verhaal?

Slide 18 - Question ouverte

Einde van de les!

Hoofdstuk 1 en 2 zijn uitgeplozen! 
Op naar hoofdstsuk 3 in de volgende les.

Slide 19 - Diapositive