De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.
Slide 2 - Diapositive
Vertelperspectief
Auctoriaal vertelperspectief Dit is een alwetende verteller, die zelf geen rol speelt in het verhaal, maar hij weet alles van alle personages en gebeurtenissen.
Wisselend perspectief Als een schrijver kiest voor het ik-perspectief of het hij- of zij-perspectief, dan kunnen verschillende personages elkaar afwisselen als hoofdpersoon.
Er kan dan ook sprake zijn van meerdere verhaallijnen.
In elke verhaallijn draait het dan om andere personages en gebeurtenissen.
Slide 3 - Diapositive
Titelverklaring
De titel verklaren: uitleggen hoe de titel bij het boek past.
Letterlijk/figuurlijk: een titel kun je letterlijke en/of figuurlijk uitleggen.
Thema, persoon, plaats, gebeurtenis: de titel heeft vaak iets met het thema (onderwerp) te maken. De titel kan ook naar een persoon, plaats of gebeurtenis wijzen.
Slide 4 - Diapositive
Spanning
Spanning =Alles wat je benieuwd maakt naar het vervolg of de afloop van het verhaal.
Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd
Hoofdpersoon bevindt zich in gevaarlijke situatie/omgeving.
Verhaal krijgt onverwachte wending.
CliffhangerOnderbreking van het verhaal op een beslissend moment.
Slide 5 - Diapositive
Spanning
Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd
Open plekkenEr worden vragen bij je opgeroepen. Je moet verder lezen om te ontdekken hoe de open plekken worden ingevuld.
Vermoedens De schrijver wekt vermoedens bij de lezer. Je moet verder lezen om erachter te komen of je vermoedens juist zijn.
Uitstel De ontknoping laat op zich wachten.
Informatievoorsprong De lezer weet iets wat de hoofdpersoon nog niet weet.
Slide 6 - Diapositive
Vertelvolgorde
Chronologische vertelvolgorde met terugverwijzing
Verwijzingen naar iets wat eerder in het verhaal gebeurde.
Terugverwijzing = kort: enkele woorden of zinnen. Meestal gebeurt dit in de gedachten van een personage.
Chronologische vertelvolgorde met vooruitwijzing
Een mededeling over iets wat later zal gebeuren of een gedachte van angst of hoop over de toekomst.
Vooruitverwijzingen verhogen de spanning.
De vertelvolgorde wordt met terug- en vooruitverwijzingen niet onderbroken. Een flashback doet dit wel (bij een flashback is er sprake van een uitgebreide beschrijving).
Slide 7 - Diapositive
1. Ben je in hoofdstuk 2 nog meer te weten gekomen over de manier waarop de titel past bij het verhaal. Leg uit!
Slide 8 - Question ouverte
2. Waar (ruimte) speelt het verhaal zich in hoofdstuk 2 af? Geef per ruimte aan waarom deze wel/niet belangrijk is voor het verhaal.
Slide 9 - Question ouverte
2. Waar (ruimte) speelt het verhaal zich in hoofdstuk 2 af? Geef per ruimte aan waarom deze wel/niet belangrijk is voor het verhaal.
Slide 10 - Question ouverte
2. Waar (ruimte) speelt het verhaal zich in hoofdstuk 2 af? Geef per ruimte aan waarom deze wel/niet belangrijk is voor het verhaal.
Slide 11 - Question ouverte
3. Wat kun je nog meer vertellen over de hoofdpersoon/hoofdpersonen nu je hoofdstuk 2 hebt gelezen?
Slide 12 - Question ouverte
4. Zijn er personen bij gekomen in hoofdstuk 2? Wie en wat kun je over zijn/haar/hun rol vertellen?
Slide 13 - Question ouverte
5. Van welk vertelperspectief is er sprake in Het gouden ei? Licht je antwoord toe.
Slide 14 - Question ouverte
6. Op welke manieren wordt er spanning opgebouwd in het verhaal?
Slide 15 - Question ouverte
7. Wat kun je vertellen over de vertelvolgorde in het verhaal?