Het gouden ei les 2: vertelperspectief, vertelvolgorde, spanning

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'
Les 2 Rundervoort

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'
Les 2 Rundervoort

Slide 1 - Diapositive

Vertelperspectief
  • Vertelperspectief
  • Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

  • Ik-vertelperspectief
  • De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

  • Personaal vertelperspectief / Hij-/zij-perspectief
  • De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld. 

Slide 2 - Diapositive

Vertelperspectief 
  • Auctoriaal vertelperspectief Dit is een alwetende verteller, die zelf geen rol speelt in het verhaal, maar hij weet alles van alle personages en gebeurtenissen. 

  • Wisselend perspectief Als een schrijver kiest voor het ik-perspectief of het hij- of zij-perspectief, dan kunnen verschillende personages elkaar afwisselen als hoofdpersoon.

  • Er kan dan ook sprake zijn van meerdere verhaallijnen. 
  • In elke verhaallijn draait het dan om andere personages en gebeurtenissen.

Slide 3 - Diapositive

Titelverklaring 
  • De titel verklaren: uitleggen hoe de titel bij het boek past.

  • Letterlijk/figuurlijk: een titel kun je letterlijke en/of figuurlijk uitleggen. 

  • Thema, persoon, plaats, gebeurtenis: de titel heeft vaak iets met het thema (onderwerp) te maken. De titel kan ook naar een persoon, plaats of gebeurtenis wijzen.

Slide 4 - Diapositive

Spanning
  • Spanning = Alles wat je benieuwd maakt naar het vervolg of de afloop van het verhaal.
  • Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd 
  • Hoofdpersoon bevindt zich in gevaarlijke situatie/omgeving.
  • Verhaal krijgt onverwachte wending.
  • Cliffhanger Onderbreking van het verhaal op een beslissend moment.

Slide 5 - Diapositive

Spanning 
  • Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd
  • Open plekken Er worden vragen bij je opgeroepen. Je moet verder lezen   om te ontdekken   hoe de open plekken worden ingevuld.
  • Vermoedens De schrijver wekt vermoedens bij de lezer. Je moet verder   lezen om erachter te   komen of je vermoedens juist zijn. 
  • Uitstel De ontknoping laat op zich wachten. 
  • Informatievoorsprong De lezer weet iets wat de hoofdpersoon nog niet weet.

Slide 6 - Diapositive

Vertelvolgorde 
  • Chronologische vertelvolgorde met terugverwijzing
  • Verwijzingen naar iets wat eerder in het verhaal gebeurde. 
  • Terugverwijzing = kort: enkele woorden of zinnen. Meestal gebeurt dit in de gedachten van een personage.
  • Chronologische vertelvolgorde met vooruitwijzing
  • Een mededeling over iets wat later zal gebeuren of een gedachte van angst of hoop over de toekomst.
  • Vooruitverwijzingen verhogen de spanning.
  • De vertelvolgorde wordt met terug- en vooruitverwijzingen niet onderbroken. Een flashback doet dit wel (bij een flashback is er sprake van een uitgebreide beschrijving).

Slide 7 - Diapositive

1. Ben je in hoofdstuk 2 nog meer te weten gekomen over de manier waarop de titel past bij het verhaal.
Leg uit!

Slide 8 - Question ouverte

2. Waar (ruimte) speelt het verhaal zich in hoofdstuk 2 af?
Geef per ruimte aan waarom deze wel/niet belangrijk is voor het verhaal.

Slide 9 - Question ouverte

2. Waar (ruimte) speelt het verhaal zich in hoofdstuk 2 af?
Geef per ruimte aan waarom deze wel/niet belangrijk is voor het verhaal.

Slide 10 - Question ouverte

2. Waar (ruimte) speelt het verhaal zich in hoofdstuk 2 af?
Geef per ruimte aan waarom deze wel/niet belangrijk is voor het verhaal.

Slide 11 - Question ouverte

3. Wat kun je nog meer vertellen over de hoofdpersoon/hoofdpersonen nu je hoofdstuk 2 hebt gelezen?


Slide 12 - Question ouverte

4. Zijn er personen bij gekomen in hoofdstuk 2? Wie en wat kun je over zijn/haar/hun rol vertellen?

Slide 13 - Question ouverte

5. Van welk vertelperspectief is er sprake in Het gouden ei? Licht je antwoord toe.

Slide 14 - Question ouverte

6. Op welke manieren wordt er spanning opgebouwd in het verhaal?

Slide 15 - Question ouverte

7. Wat kun je vertellen over de vertelvolgorde in het verhaal?

Slide 16 - Question ouverte