Werkwoordspelling nog even oefenen
1 / 28
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Tsjonge, jij (worden) ook snel verliefd, Maurits!
Tegenwoordige tijd
Tegenwoordige tijd
Slide 4 - Question ouverte
Onze buurman (wandelen) elke dag met de hond.
Tegenwoordige tijd
Tegenwoordige tijd
A
wandelen
B
wandelt
C
wandelden
D
wandelde
Slide 5 - Quiz
Deze auto ...... (rijden) niet op benzine, maar op gas.
(tegenwoordige tijd)
(tegenwoordige tijd)
A
rijd
B
rijdt
C
reed
D
reedt
Slide 6 - Quiz
Pieter ... (spannen) een net over de pas gezaaide worteltjes. (tegenwoordige tijd)
A
spannt
B
spon
C
spant
D
spande
Slide 7 - Quiz
Tess (vegen) haar voeten op de deurmat.
A
vegt
B
veegd
C
veegde
D
veegt
Slide 8 - Quiz
De winkelier (melden) de diefstal bij de politie
Slide 9 - Question ouverte
De volleybalclub (strijden) komende week voor de kampioenschappen.
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Vidéo
Karin (wachten) afgelopen woensdag voor niets op Jip.
Verleden tijd
A
wachtte
B
wachten
C
wachte
D
wachtten
Slide 12 - Quiz
Ik heb mijn koffer al (inpakken).
Voltooide tijd
Voltooide tijd
Slide 13 - Question ouverte
De voetbalploeg (blijven) de hele wedstrijd aanvallen.
Verleden tijd
Verleden tijd
A
blijfde
B
blijft
C
bleef
D
blijven
Slide 14 - Quiz
De juf zei: 'Je (verstaan) me zeker niet, Levi?'
Verleden tijd
Verleden tijd
A
verstondt
B
verstond
C
verstaat
D
verstaan
Slide 15 - Quiz
Het (tochten) verschrikkelijk in het oude flatgebouw.
Verleden tijd
Verleden tijd
A
tochtte
B
tocht
C
tochten
D
tochte
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Vidéo
Welke koning (leven) van 1782 tot 1843?
Verleden tijd
Verleden tijd
A
leefte
B
leeft
C
leefde
D
leven
Slide 18 - Quiz
Het ergste was nog dat de kies niet werd (verdoven).
Voltooide tijd
Voltooide tijd
A
verdooft
B
verdoofd
C
verdoofde
D
verdoven
Slide 19 - Quiz
Hoe (vinden) jij de quiz tot nu toe?
Tegenwoordige tijd
Tegenwoordige tijd
Slide 20 - Question ouverte
De (stelen) schilderijen werden in Spanje teruggevonden.
Voltooide tijd
Voltooide tijd
Slide 21 - Question ouverte
De kleuter had de plaat netjes binnen de lijntjes (kleuren).
Voltooide tijd
Voltooide tijd
Slide 22 - Question ouverte
De voetbalploeg (blijven) de hele wedstrijd aanvallen.
Verleden tijd
Verleden tijd
A
blijfde
B
blijft
C
bleef
D
blijven
Slide 23 - Quiz
De trein naar Antwerpen is precies op tijd (vertrekken).
Voltooide tijd
Voltooide tijd
A
vertrekt
B
Vertrekken
C
vertrokken
D
vertrok
Slide 24 - Quiz
Hoe vind je de werkwoordspelling vragen tot nu toe gaan?
Wat gaat goed en wat vind je lastig?
Wat gaat goed en wat vind je lastig?
Slide 25 - Question ouverte
Ik heb die poster van mijn eigen zakgeld (betalen).
Voltooide tijd
Voltooide tijd
A
betaalt
B
betaalde
C
betaald
D
betalen
Slide 26 - Quiz
Je bereikt er niks mee als je zo boos (worden).
Tegenwoordige tijd
Tegenwoordige tijd
