Les 34-35

Les 34-35
Spreekwoord: 'maart roert zijn staart'
Wat is de betekenis van dit spreekwoord?
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Les 34-35
Spreekwoord: 'maart roert zijn staart'
Wat is de betekenis van dit spreekwoord?

Slide 1 - Diapositive

Gebruik er in je antwoord
1 Hoeveel Nederlandse mensen ken je?
2 Heb je vorige week 100 woordjes geleerd?
3 Heb je veel opdrachten gemaakt?
4 Had je ook 7 vakken op school?
5 Hoeveel neven en nichten heb je?

Slide 2 - Diapositive

Opdracht 9
Pak je telefoon.
Kijk naar de volgende zinnen.
Kies uit: Welke functie wordt er van er gebruikt?

Slide 3 - Diapositive

Welke functie van er. Opdracht 9 blz. 243
zin 1
A
er met een indefiniet subject
B
er als locatie
C
er met een prepositie
D
er met een telwoord

Slide 4 - Quiz

Welke functie van er. Opdracht 9 blz. 243
zin 2
A
er met een indefiniet subject
B
er als locatie
C
er met een prepositie
D
er met een telwoord

Slide 5 - Quiz

Welke functie van er. Opdracht 9 blz. 243
zin 3
A
er met een indefiniet subject
B
er als locatie
C
er met een prepositie
D
er met een telwoord

Slide 6 - Quiz

Welke functie van er. Opdracht 9 blz. 243
zin 4
A
er met een indefiniet subject
B
er als locatie
C
er met een prepositie
D
er met een telwoord

Slide 7 - Quiz

Welke functie van er. Opdracht 9 blz. 243
zin 5
A
er met een indefiniet subject
B
er als locatie
C
er met een prepositie
D
er met een telwoord

Slide 8 - Quiz

Welke functie van er. Opdracht 9 blz. 243
zin 6
A
er met een indefiniet subject
B
er als locatie
C
er met een prepositie
D
er met een telwoord

Slide 9 - Quiz

Welke functie van er. Opdracht 9 blz. 243
zin 7
A
er met een indefiniet subject
B
er als locatie
C
er met een prepositie
D
er met een telwoord

Slide 10 - Quiz

Welke functie van er. Opdracht 9 blz. 243
zin 8
A
er met een indefiniet subject
B
er als locatie
C
er met een prepositie
D
er met een telwoord

Slide 11 - Quiz

Welke functie van er. Opdracht 9 blz. 243
zin 9
A
er met een indefiniet subject
B
er als locatie
C
er met een prepositie
D
er met een telwoord

Slide 12 - Quiz

Welke functie van er. Opdracht 9 blz. 243
zin 10
A
er met een indefiniet subject
B
er als locatie
C
er met een prepositie
D
er met een telwoord

Slide 13 - Quiz

Reageer op de zinnen met er

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Uitleg zouden
Hoe gebruik je zouden een hypothetische situatie ( een irrealis)

als + zou(den) + infinitief: 
Als ik geen vakantie zou hebben, zou ik nu heel erg moe zijn.
als + imperfectum + zou(den) + infinitief
Als ik geen vakantie had, zou ik niet meer kunnen werken.
als + imperfectum + imperfectum
Als ik geen vakantie had, kon ik niet meer werken.


Slide 16 - Diapositive

Uitleg zouden
Hoe gebruik je zouden voor een advies?

Als + zou(den) + infinitief + zou(den) + infinitief:
Als ik jou zou zijn dan zou ik voortaan goed luisteren.
Als + imperfectum + zou(den) + infinitief
Als ik jou was, zou ik voortaan goed luisteren.




Slide 17 - Diapositive

Wat zou je doen?
We gaan luisteren naar het lied van Blof

Slide 18 - Diapositive

KNM examens
Oefenen met KNM examens

Slide 19 - Diapositive