Toets Klas 1 MM H3.

TOETS H3 Samen leven
3.1 Kleurrijk Nederland
3.2 De Romeinse Samenleving
3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?
3.4 Omgaan met verschillen
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
mens eVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

TOETS H3 Samen leven
3.1 Kleurrijk Nederland
3.2 De Romeinse Samenleving
3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?
3.4 Omgaan met verschillen

Slide 1 - Diapositive

TOETS


Je mag GÉÉN gebruik maken van het internet.

Veel succes!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Normen zijn:
A
alles wat mensen belangrijk vinden in het leven.
B
besluiten die de overheid neemt.
C
regels over hoe je je moet gedragen.

Slide 4 - Quiz

Waarden zijn:
A
alles wat mensen belangrijk vinden in het leven.
B
de gedragsregels die belangrijk zijn in Nederland.
C
regels over hoe je je moeten gedragen.
D
belangen die alle Nederlanders delen.

Slide 5 - Quiz

Eerlijkheid is een voorbeeld van een waarde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Kinderen maken borden, zodat auto's niet te hard rijden.
Hiermee komen zij op voor hun
A
Waarden
B
Normen

Slide 7 - Quiz

We noemen iemand een ... als hij of zij een ander land binnenkomt om daar te wonen.

Slide 8 - Question ouverte

Als Stef naar Ierland verhuist voor zijn vriendin,dan is hij voor ons een...
A
Immigrant
B
Emigrant

Slide 9 - Quiz

Als Liam vanuit Portugal naar Nederland komt om hier te wonen, dan is hij voor ons een...
A
Immigrant
B
Emigrant

Slide 10 - Quiz

Je bent een ... als jijzelf in Duitsland en allebei je ouders in Nederland zijn geboren.

Slide 11 - Question ouverte

Maxima is haar vader is geboren in Argentinië. Ze heeft wel een Nederlands paspoort. Zij is iemand met een...
A
Nederlandse achtergrond
B
Migratie achtergrond

Slide 12 - Quiz

3.2 De Romeinse samenleving

Slide 13 - Diapositive

Tot 3000 v.C.
3000 v.C. tot 500 n.C.
500 - 1000 n.C.
1000 - 1500 n.C..
Tijd van jagers en boeren
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van Monniken en ridders
Tijd van Steden en Staten
Middeleeuwen
Prehistorie
Oudheid

Slide 14 - Question de remorquage

De tijd van de Grieken en Romeinen duurde van...
A
1000 n.C. - 1500 n.C.
B
2000 v.C. - 50 n.C.
C
3000 v.C. - 500 n.C

Slide 15 - Quiz

Van welk land is Rome nu de hoofdstad?
A
Spanje
B
Frankrijk
C
Italië
D
Engeland

Slide 16 - Quiz

Nederland
Spanje
Italië
Griekenland
Frankrijk
Egypte

Slide 17 - Question de remorquage

Aan de grenzen van het rijk ontmoetten de Romeinen andere volkeren.
Welke naam gaven de Romeinen aan de volkeren in Midden-Europa die niet door de Romeinen overwonnen waren in de tijd van Grieken en Romeinen?
A
Galliërs
B
Germanen
C
Nederlanders
D
Onderdanen

Slide 18 - Quiz

Voorbeelden van natuurlijke grenzen zijn:
A
Bergen, rivieren en forten
B
Forten, woestijnen en zeeën
C
Rivieren, woestijnen en zeeën
D
Forten, woestijnen en bergen

Slide 19 - Quiz

De leider van de Romeinen was een...
A
Koning
B
Soldaat
C
Dictator
D
Keizer

Slide 20 - Quiz

De Grieken namen de Romeinse goden over.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

De keizer was verdraagzaam tegenover andere geloven in zijn rijk. Hij was..
A
Aardig
B
Tolerant
C
Rijk
D
Geliefd

Slide 22 - Quiz

De Romeinen offerden in tempels.
Wat was de reden dat de Romeinen offerden?
A
Het was een manier van slachten.
B
Het was normaal cadeaus aan anderen te geven.
C
Ze hoopten dat de goden de mensen zouden helpen.
D
Zo lieten ze zien dat ze tolerant waren.

Slide 23 - Quiz

Hoe heten de mensen waarover de vorst de baas is?
A
Regenten
B
Barbaren
C
Onderdanen
D
Gladiatoren

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

De....geloofden in verschillende goden.
A
Joden
B
Christenen
C
Romeinen

Slide 26 - Quiz

Jezus Christus is geboren in...
A
Ankara
B
Istanbul
C
Mekka
D
Bethlehem

Slide 27 - Quiz

Waarom werd het christendom in het Romeinse rijk een populaire godsdienst?
A
De Romeinen waren wreed en het christendom bood troost.
B
Het geloof in één god sprak de mensen aan.
C
Iedereen was gelijk, zowel arm als rijk.
D
Jezus was ten onrechte gekruisigd.

Slide 28 - Quiz

De hoogste leider van de rooms-katholieke kerk is...
A
De priester
B
De paus
C
De keizer
D
De imam

Slide 29 - Quiz

Christendom werd steeds populairder.
Christendom werd verboden.
Keizer Constantijn werd een christen.
Keizer Theodosius maakte het christendom een staatsgodsdienst..

Slide 30 - Question de remorquage

Een beeld van keizer Constantijn staat bij een kerk. Wat is daarvoor de reden?
A
Keizer Constantijn had een visioen.
B
Keizer Constantijn was de eerste christelijke keizer.
C
Keizer Constantijn was door zijn daden een heilige.
D
Keizer Constantijn was ook paus in Rome.

Slide 31 - Quiz


Welke zin is juist?
A
De Romeinen vereerden maar één god.
B
De Romeinen waren tolerant tegenover andere godsdiensten.
C
Het jodendom is een polytheïstische godsdienst.
D
Geen van de zinnen is juist.

Slide 32 - Quiz

Juist
Onjuist
Een deel van de grenzen van het Romeinse Rijk zijn natuurlijke grenzen.
De grens rond Rome noemden de Romeinen limes.
De Germanen woonden binnen het Romeinse rijk
De mensen in het Romeinse rijk waren onderdanen van de keizer.

Slide 33 - Question de remorquage

Juist
Onjuist
De Grieken leerden van de Romeinen hoe ze tempels moetsten bouwen
In de tijd van Grieken en Romeinen leefden Galliers binnen de grenzen van het rijk
De Oudheid is een ander woord voor de tijd van Grieken en Romeinen
De Oudheid is van 300 v.Chr. tot 500 na Chr.

Slide 34 - Question de remorquage

Oorzaak
Gevolg
Keizer Constantijn besluit tot het het toestaan van het christendom.
Constantijn wint de oorlog en wordt keizer

Slide 35 - Question de remorquage

Gevolg
Oorzaak
Keizer Constantijn besluit tot het het toestaan van het christendom.
Het christendom verspreid zich verder

Slide 36 - Question de remorquage

Slide 37 - Diapositive

Wanneer begin je met het leren van je eigen cultuur?
A
als je volwassen wordt
B
op de basisschool
C
op de middelbare school
D
vanaf je geboorte

Slide 38 - Quiz

Socialisatie is het aanleren van gedrag van andere mensen of groepen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

In welk rijtje staat een held en een symbool?
A
Anne Frank en oranje kleding
B
Anne Frank en Nelson Mandela
C
Oranje kleding, klompen en tulpen

Slide 40 - Quiz

Einde toets
 

Slide 41 - Diapositive