2HVb les 4

Welkom 2HVc
Leg al je spullen vast op tafel.
Ga lekker zitten en luister goed, duik in de wereld van ons verhaal...

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Welkom 2HVc
Leg al je spullen vast op tafel.
Ga lekker zitten en luister goed, duik in de wereld van ons verhaal...

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik schiet lekker op met mijn werkstuk! Ik heb de wind in de ....

Wat moet er op de puntjes staan?
A
wieken
B
haren
C
wielen
D
zeilen

Slide 2 - Quiz

de uitdrukking is 'de wind in de zeilen hebben'.

Als de wind goed in de zeilen komt van een zeilschip, dan gaat het schip extra hard. 
Verdeel in zinsdelen en benoem die:

Ik schiet lekker op.

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

planning van vandaag
  • lezen
  • Redekundig ontleden, het gezegde: vragen?
  • aan de slag; oefeningen weerkboekje

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

lesdoel
  • je weet alles over het gezegde; wwg én nwg
  • je hebt geoefend met beide gezegdes
  • je hebt inzicht in je eigen kennis/vaardigheid van redekundig ontleden tot op dit moment


Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ontleden zindelen

het gezegde, doe met me mee.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

het gezegde
  • Elke zin heeft een gezegde.
  • Het gezegde zegt iets over het onderwerp: wat het onderwerp is, doet of overkomt.
  • Er zijn twee soorten gezegdes: werkwoordelijk + naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een werkwoordelijk gezegde geeft aan wat iets of iemand doet.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In een werkwoordelijk gezegde zit altijd maar één koppel werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In een werkwoordelijk gezegde zit NOOIT een koppel werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaruit bestaat een werkwoordelijk gezegde?

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem het ww gez in de volgende zin:
Ik vul dit formulier morgen wel in.

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem het ww gez in de volgende zin:
Sam belde mij gisteren nog laat op.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een naamwoordelijk gezegde geeft aan wat iemand is of wordt.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een naamwoordelijk gezegde (ng) bestaat altijd uit:
een werkwoordelijk deel
+
een naamwoordelijk deel.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stelling is juist?
Het werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde heeft:

A
altijd een kww
B
altijd een zww
C
altijd een hww + kww
D
altijd een hww + kww

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem het ng in de volgende zin:
De president blijft geduldig.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem het ng in de volgende zin:
Charlie Bronson was een bekende filmster.

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem het gezegde in de volgende zin:

Charlie Bronson was een half jaar in Europa.

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem het gezegde in de volgende zin:
Mijn ouders zijn in Parijs geweest.

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem het gezegde in de volgende zin:
Willem heeft een souvenir gekocht.

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik begrijp het verschil tussen een wwg en nwg heel goed.
A
oneens
B
beetje
C
eens

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

het stappenplan tot nu toe
1. pv zoeken
2. zinsdelen/strepen zetten
3. onderwerp benoemen
4. gezegde benoemen - wwg of nwg
week 13: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

aan de slag
  • Wat weet jij over stap 5 en 6: het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp? Zorg dat je het kunt uitleggen aan een brugklasser (dinsdag 25 mrt).
  • Ben je nog niet helemaal zeker van het gezegde? Maak opdrachten in je werkboekje.
  • Heb je vragen? Noteer die en stel ze de volgende les.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

lesdoel

Wat neem jij mee van deze les?  
(figuurlijk taalgebruik)

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedankt, tot de volgende les!

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions